Een Hollandsch meisje in Amerika
(1914)–Aletta Hoog– Auteursrecht onbekendVI. De laatste Donderdag.'t Is de laatste wreek van Novenber. ‘Donderdag is 't Dankzeggingsdag,’ zegt Bettie. ‘Dankzeggingsdag? wat is dat?’ vraagt Annie. ‘Weet je niet wat Dankzeggingsdag is?’ Bettie kijkt Annie verbaasd en meelijdend aan, alsof ze zeggen wil: wat weet jij toch weinig! ‘Nee, heusch niet,’ zegt Annie lachend, ‘dat hebben we bij ons in Holland niet, alleen nog op enkele plaatsen dankdag voor den oogst.’ | |
[pagina 55]
| |
‘Dan ben ik blij, dat ik niet in Holland woon,’ zegt Bettie met Amerikaansche beslistheid. ‘Dan zal ik 't je eens vertellen - ik heb 't pas op school geleerd.’ En Bettie begint: ‘Er was eens een koning in Engeland, die heel stout was, want hij wou, dat al de menschen naar zijn kerk‘Dan ben ik blij, dat ik....
gingen. Maar de menschen wilden naar hun eigen kerk gaan en in vrede leven. En omdat ze dat niet mochten, pakten ze hun boeltje en gingen allemaal naar Holland in zeilschepen. Want de stoombooten waren toen nog niet uitgevonden. En toen wilden ze eerst in Holland blijven wonen, maar toen merkten ze, dat al hun kinderen Hollandsch gingen praten en 't Engelsch vergaten, en toen dachten ze: we gaan ergens anders naar toe. Toen pakten ze weer alles in. Maar voordat ze weg gingen, baden ze tot God en vroegen of hij hen bewaren wou, als ze over de groote, groote zee zouden gaan. Maar sommige schepen werden heelcmaal stukgeslagen door vreoselijk groote golven, en sommige sloegen om | |
[pagina 56]
| |
door den stormwind en zonken in de diepte. En er was maar één schip, dat aankwam en dat heette de ‘Mayflower.’Ga naar voetnoot1) Ze landden op een grooten steen op onze kust, en dat was PlymouthGa naar voetnoot2) Rock. En er was niets dan allemaal bosschen en Indiaansche hutten, en heelemaal geen huizen. Toen bouwden zij een paar huizen voor zich zelf, maar de Indianen waren wreed tegen de blanke menschen, en ze kwamen 's nachts in de huizen en staken de menschen met pieken om ze te vermoorden. Maar later zijn de Indianen vriendelijker geworden en zij leerden aan de blanke menschen, hoe ze maïs moesten planten. En toon die goed gegroeid was, zijn de blanke menschen naar 't bosch gegaan en hebben een paar kalkoenen dood gemaakt, en toen hebben ze een groot feest gehad en dat was de eerste Dankzeggingsdag.’ ‘Dat heeft mijn kleine meid mooi onthouden,’ zegt haar vader, die onderwijl is binnengekomen. ‘Maar als Annie er niets van weet, dan kan ze het toch zóó niet heelemaal begrijpen,’ zegt Marietje. ‘Vader, vertelt u 't nu nog's, zooals 't heelemaal is.’ ‘'k Heb nu geen tijd, maar Donderdag, dan zal ik 't doen.’ ‘Maar wat doen jullie dan op dien dag?’ vraagt Annie. ‘Dan eten we kalkoen met vruchtensaus en aardappelen, en pompoenen-pie toe,’ roept Bettie. ‘Ja, dat is onze Dankzeggings-maaltijd,’ vult Marietje aan. ‘En we hebben geen school, en iedereen gaat naar de kerk, en dan wordt er een brief van den president voorgelezen.’ | |
[pagina 57]
| |
‘Een brief! een proclamatie heet dat,’ verbetert Tom. ‘Nou, een proclamatie dan,’ zegt Marietje. ‘En dan zingen we 't volkslied in de kerk.’ Zoo kijkt Annie dan toch ook met eenige verwachting uit naar Dankzeggingsdag. Als zij 's morgens aan het ontbijt komt, ziet zij een groote schaal met allerlei vruchten staan. Dat is, omdat Dankzeggingsdag allereerst een dankdag voor den oogst is. In 't morgengebed dankt oom voor al de zegeningen, die zij dat jaar genoten hebben. Dan gaan ze allen naar de kerk, waar 't heel vol is. Met gloed wordt 't gezongen, een der Amerikaansche volksliederen: ‘My country, 't is of thee,
Sweet land of liberty,
Of thee I sing.’
‘Mijn land, 't is van u,
Dierbaar land van vrijheid.
Van u, dat ik zing.’ enz.
En dan komt het glanspunt van den dag: 't middagmaal met den kalkoen en de saus met roode besjes, en de lekkere pompoenen-pie. De eerste sneeuw is gevallen. Met hun sleedjes gaan ze naar de heuvels buiten het stadje, en vóór donker wordt er nog heel wat afgesleed en pret gemaakt. Als zij hijgend en tintelend van de buitenpret in huis komen, begint de binnenpret. De kachel staat rood, en de schommelstoelen staan er in een halven cirkel omheen. | |
[pagina 58]
| |
Op een tafel staat een schaal met stukken eigen gebakken cake.Ga naar voetnoot1) En daar komt tante aan met.... zelfgemaakt roomijs. Roomijs moet er bij. Want of de zomerzon brandt of dat de kachel snort - een feest zonder roomijs kan een Amerikaansch kind zich niet denken. Als 't ijs is opgegeten, eer het heeft kunnen smelten van de warmte, zegt oom tot Annie: ‘Die stoute koning van Engeland, waar Bettie van verteld heeft, heette Jacobus I. Hij wou den kerkdienst inrichten naar zijn zin, maar dat wilden die vrije mannen niet. Daarom gingen zij naar Holland en stichtten te Leiden een Engelsche kerk. Maar blijven wilden zij daar toch niet. Toen zijn ze in Augustus 1620 met hun zeilschepen van Delftshaven uitgevaren om den Atlantischen Oceaan over te steken. Zij hadden een vreeselijke reis; de Mayflower was 't eenige schip, dat aankwam den 21sten December. De rotsachtige plaats, waar zij aan wal stapten, noemden zij ‘Plymouth-Rock’, naar de Engelsche haven Plymouth, waar ze ook met hun schip geweest waren. Vier en zeventig mannen en acht en twintig vrouwen waren 't. Die worden nu de ‘pelgrim-vaders’ genoemd, en nog altijd wonen hun afstammelingen in de Oostelijke staten, vooral in de stad Boston. Zij zijn begonnen een dankdag voor den oogst te houden, net zooals ze in Engeland gewoon waren. En sinds 1863 wordt die door heel de Vereenigde Staten gevierd, en is 't vastgesteld, dat het de laatste Donderdag in November zijn | |
[pagina 59]
| |
zal. Je hebt dus een echt Amerikaanschen feestdag meegemaakt.’ ‘Is ons land niet 't beste land van de wereld?’ vraagt Tom als een echte Amerikaan. ‘O nee,’ zegt Annie, ‘Holland bovenal - maar prettig is 't hier toch ook wel.’ ‘Over een maand hebben we Kerstmis,’ zegt Marietje, ‘en dat is de beste tijd van 't jaar.’ |