De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 63. Des Christens Optochtslied. Langzaam. 1. O wan-neer! O wan-neer! Zal ik zijn bij mij-nen 2. Heer-lijk licht! Heer-lijk licht! Voor welks gloed de ne-vel 3. O hoe schoon! O hoe schoon! Klinkt der en-g'len har-pen- 4. Hoe zal 't zijn! Hoe zal 't zijn! Als in Si - on ik ver- 5. Pa - ra - dijs! Pa - ra - dijs! U - we vrucht is he - mel- [pagina 88] [p. 88] 1. Heer! Vrij - ge - kocht door Zijn er - bar - men, Wensch ik 1. eeu-wig Hem t'om - ar - men, En te zin-gen tot Zijn eer! 2. zwicht! Wan - neer zal ik daar - toe ko - men, Dat ik 2. eens, met al - le vro - men, Zie Gods vrien-d'lijk aan - ge - zicht. 3. toon! Had ik vleu - g'len, 'k vloog nog he - den, O - ver 3. berg en dal naar E - den, Aan de voe - ten van Gods Zoon! 4. schijn, In die stad met gou - den tro - nen. Heer, mijn 4. God! Bij U te wo - nen, Wat zal dat een vreug-de zijn! 5. spijs! On - der U - we le - vens - boo - men, Zal 't ons 5. zijn als - of wij droo-men; Breng ons, Heer, in 't Pa - ra - dijs! Uit ‘Sieveking’ 1e Stukje. Vorige Volgende