De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.
(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij
[pagina 58]
| |
1. bo - ven Wacht bij mijn God! Je - zus, mijn Heer, Kwam voor mij
1. neêr, Kocht door Zijn bloed Mij 't he-melsch goed.
1. Wie is zoo mach - tig, Die mij ont - rooft, Wat Hij waar-
1. ach-tig Mij heeft be - loofd!
2. lee - ren Hei - lig te zijn. Sa - tans ge - weld Heeft hij ge-
2. veld, Uit 's boo-zen net Mijn ziel ge - red;
2. Hij heef ge - le - den Voor al mijn kwaad, Den kop ver-
2. tre - den Van 't slan - gen - zaad.
3. krach-ten, Bid ik Hem aan. Hij is het waard, Dat ik op
3. aard' Al mij-nen tijd Dan - kend Hem wijd';
3. O Heer, van bo - ven Schenk mij de kracht, Om U te
3. lo - ven, Bij dag en nacht.
Uit ‘de Liederbundel van de Liefde.’
|
|