De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] 44. Een vaste Burg is onze God. 1. Een vas - te Burg is on - ze God. Een toe-vlucht 1. voor de Zij - - - nen! Al drukt het leed, al 1. dreigt he lot. Hij doet Zijn hulp ver - schij - - 1. nen! De vij - and rukt vast aan! Met op - ge - sto - ken 2. Geen aard - sche macht be - gee - ren wij: Die gaat al- 2. ras ver - lo - - - ren! Ons staat de ster - ke 2. Held ter zij, Dien God ons heeft ver - ko - - - 2. ren. Vraagt gij Zijn naam? Zoo weet, Dat Hij de Chris - tus 3. En grimt ook d'o - pen hel ons aan. Met al haar 3. dui - zend-tal - - - len. Toch zal geen vrees ons 3. ne - - der - slaan. Toch doen wij 't krijgs - lied schal - - 3. len! Hoe ook de Sa - tan woedt. Wij staan hem voet voor 4. Gods woord houdt stand in eeu - wig - heid En zal geen 4. duim - breed wij - - - ken, Beef, Sa - tan! Hij, die 4. ons ge - leidt, Zal u de vaan doen strij - - 4. ken! Delf vrouw en kin-d'ren 't graf. Neem goed en bloed ons [pagina 57] [p. 57] 1. vaan; Hij draagt zijn rus-ting nog Van gru - wel 1. en be - drog, Maar zal als kaf ver - dwij - - - nen! 2. heet, Gods Een - ge - bo - ren Zoon. Ver - win - naar 2. op den troon! De ze - ge is ons be - scho - - - ren! 3. voet, Wij tar - ten zijn ge - weld! Zijn von - nis 3. is ge - veld! Één woord reeds doet hem val - - - len! 4. af, Het brengt u geen ge - win: Wij gaan ten 4. he - mel in En er - ven ko - nink - rij - - - ken! Vorige Volgende