De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 8. Heb de wereld niet lief. 1. Vraag, o mijn hart, naar geen vreugd van een dag: 't Ju-b'len der 1. we - reld, haar scha - t'ren-de lach. Wat zij als vrij - heid en 1. blijd-schap u toon', Brengt u ge - vaar slechts voor le - ven en 1. kroon. } Bouw op het schijn-sel van we - reld-glans nooit; 2. Dorst, o mijn hart, naar geen rijk - dom of roem; Schoon is de 2. kleur vaak der gif - tig - ste bloem. Rijk - dom en macht, zoo u 2. God ze niet gaf. Ke - te - nen zijn ze en een voor-boô van 2. straf. } Bouw op het schijn-sel van we - reld-glans nooit; 3. Za - lig, mijn hart, als ge in een - voud en stil Nee - drig u 3. voegt tot Gods hei - li - gen wil, En ge in uw stre - ven aan 3. Je - zus ver - pand. Rijpt voor Zijn le - ven in 't be - te - re 3. land. } Bouw op het schijn-sel van we - reld-glans nooit; [pagina 11] [p. 11] 1-3. Als om het goud en ju - weel dat haar tooit, Arg-loos uw 1-3. hart in haar strik-net-ten viel, Wat kan ze ge - ven in 1-3. ruil voor uw ziel? Uit ‘In het land der Vreemdelingschap’. Vorige Volgende