De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] 7. Kinderbede. Niet te langzaam. 1. O Je - zus, die door 't bit-terst lij-den. Voorzon-daars 't le-ven 1. hebt ver-diend. Wel mag ook ons hart zich ver-blij-den. Om-dat Uw naam is 1. Kin-der-vriend! Ja, uit den mond der zui - gen - lin - gen, Hebt 1. Ge u de lof - spraak toe - be - reid! Leer ons dan blij - de 2. Om U te prij - zen, die-nen, ee-ren, Ver-nieuw ons kin-der- 2. lijk ge-moed! Schenk ons een ze - gen bij het lee-ren; Blijv' die ons wel-doen, 2. mild en goed! Be - kwaam ons een - maal hier be - ne - den, Elk 2. voor 't hem toe - be - deel - de werk. Voor - al tot le - ven- 3. Gij vondt in 't zwak-ke een wel-be - ha-gen, O, zie ook ons ont- 3. fer-mend aan! En 't geen wij zin-gend van U vra-gen, O, doe Gij zelf ons 3. dat ver-staan! Ons staam'lend bid - den heeft geen waar-den; Toch 3. hebt Ge ons gun - sten toe - ge - zeid, Gij, zelf een kind voor [pagina 10] [p. 10] 1. me - de - zin - gen Van Uw ge - na - de en heer - lijk - heid. 2. di - ge le - den Van U - we vrij - ge - koch - te Kerk! 3. ons op aar - de, Gij, God met ons, in eeu - wig - heid. Uit ‘de Liederbundel van de Liefde’. Vorige Volgende