De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 5] [p. 5] 4. Klopt. 1. Al is eng ook de poort, Ziet, toch siert haar een woord, Ge- 1. schre-ven in let-ters van goud, En de moe-de, die 't leest, Hoort ver- 1. kwikt naar den geest. Een woord van ge - na-de en be - houd. 2. Komt ver-moei-den, spoedt voort, Zoo de rust u be - koort, Uw 2. Je - zus heeft plaats u be - reid. Komt, ge-brook'-nen van kracht, Waar Zijn 2. vre - de u ver-wacht. Als voor-smaak der rust die u beidt. 3. Komt, o zon-daars met spoed In het spoor, door het bloed Vam 3. Je - zus voor al - len ge-baand: 't Is nu tijd van ge - nâ, En zoo 3. spoe - dig te spa! Komt, komt nu de Heer u ver-maant. 4. Ziet, reeds wach-ten bij God U, tot feest en ge - not, Ver- 4. los - ten, ge-schaard om Zijn troon, Spoedt, spoedt al - len te saâm En klopt 4. aan in Zijn naam, Die recht geeft op le - ven en kroon. ‘Klop, klop, 1-4. klop!’ is des Hei - lands ge - bod, ‘Klop in ge-loo-ve hier aan!’ [pagina 6] [p. 6] ‘Klop, klop, klop!’ en wie klopt in ge-loof, Ziet de deu-re zich o-pen-ge-daan. Uit ‘In het land der Vreemdelingschap’. Vorige Volgende