De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 5. De Morgenster. 1. Waar - om, o krijgs-knecht, dus ver-vaar, Waar vlood uw moed, uw 1. kracht, dat u een vij - and vree - ze baart, Die 's Hee - ren vrees niet 1. acht? Waak op! Als gij op Je - zus ziet, Is 2. Vlei niet on - tij - dig u ter rust, Laat van uw werk niet 2. af; Wees van uw roe - ping u be - wust. En wie die taak u 2. gaf. De vreugd kwam steeds na bang ver - driet. In 3. Voor - uit dan hoe de vij - and dreigt. Zij u de wor - st'ling 3. bang; Schoon 't dag-licht zelfs ten ein - de neig' ‘Straks ruischt uw ze - ge- 3. zang. Hoe zwart uw oog het lucht - ruim ziet. Uw 4. Ban dan uw vrees; ga Chris-ten, ga Uw broe - d'ren steeds voor- 4. aan, Gij kunt, ver-trouwt ge op Gods ge - nâ, Ten bloe-de toe weêr- 4. staan; Het of - fer Gods, voor u ge - schied. Zij [pagina 7] [p. 7] 1. 't licht der hoop niet ver, Ja, is Hij zelf, die sterk-te biedt, Uws 1. har - ten Mor - gen - ster, Uws har - ten Moe - gen - ster. 2. rouw is troost niet ver, Zie op tot Hem, die kracht u biedt, Hij 2. is de Mor - gen - ster, Hij is de Mor - gen - ster. 3. Hel - per is nooit ver. Zijn ko - men doet den nacht niet, Hij 3. is de Mor - gen - ster, Hij is de Mor - gen - ster. 4. nim-mer van u ver. Dan zingt g'in strijd een ze - ge - lied, Den 4. Heer Uw Mor - gen - ster, Den Heer Uw Mor - gen - ster. Uit ‘In het land der Vreemdelingschap’. Vorige Volgende