De juichende kinderschaar. Liederen voor christelijke scholen, zondagsscholen, enz.(ca. 1880)–Adolf Jacob Hoogenbirk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende 2. Een lied op het Pinksterfeest. Levendig. Muziek van J. Visser. 1. Hal - le - lu - ja, looft den Heer! Pink-ster-zan - gen. 1. stijgt naar bo - ven; Al - les ge - ve Je - zus eer; 2. ‘Mij is al - le macht op aard En in 't he - mel- 2. hof ge - ge - ven. ‘Sprak Hij bij Zijn he - mel - vaart: 3. Za - lig, die naar Je - zus' Woord, Zoo een-drach-tig 3. sa - men wa - ren; Daar werd wind-ge - druisch ge - hoord, 4. 't Groo - te werk van Gods ge - nâ Mel-den zij in 4. vreem-de ta - len, Eerst aan Is - rel; maar wel - dra 5. Lie - ve Je - zus, trou - we Heer! Die nu ze - telt 5. in den Hoo - ge, o, Giet nog eens als wel - eer, 6. Ze - gen mild de pre - di - king, 't On-der - wijs, de 6. zon - dags - scho - len; Ie - d're po - ging, hoe ge - ring, [pagina 3] [p. 3] 1. Mocht wel - dra heel de aard Hem lo - ven, Die naar Zijn be- 1. lof - te - nis, Een - wig met de Zij - nen is. 2. ‘'k Blijf daar bo - ven voor u le - ven, 'k Ben u el - ken 2. dag na - bij, Tot de tijd vol - ein - digd zij.’ 3. De aan - we - zi - gen ont - wa - ren Ton - gen vuurs op 3. ie - ders hoofd; 't Is de Geest aan hen be - loofd. 4. Gaan zij 't Woord al - om ver - ha - len, 't Heer-lijk E - van- 4. ge - lie - woord: ‘Za - lig die naar Je - zus hoort.’ 5. Gees - tes-stroo-men op het dro - ge; Dat nog ve - len 5. zich te saâm Bui - gen in Uw heil' - gen naam. 6. Zij uw in - vloed aan - be - vo - len; Al wat in Uw 6. kracht ge - schiedt, Heil' - ge Geest, be - schaam ons niet. Vorige Volgende