Proza-bewerkingen van het leven van Alexander den Groote in het Middelnederlandsch
(1898)–S.S. Hoogstra– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| |
Vanden serpenten, die Alexander vreesden.
| |
[pagina 118]
| |
7ander diere, die die huut gulden hadden. Ende althant al om 8wasset vol van gheruchte, dattie serpente makeden. Dairna 9quamen serpenten binnen den tenten, die opt hoeft kamme 10hadden ende sy hadden som twe hoefde, som drie, ende hairGa naar voetnoot10. 11ogen barnden alze viere. Alexander visierde, dat alle sijn heer 12hem scheren soude tegen dese serpenten, ende dat elc sinen schilt 13voir hem soude setten ende spiete ende speren, om hiermede 14dese serpenten te wederstaen. In desen ghevecht verloes Alexander 15XX ridders ende XL knechten. Dairna quamen witteGa naar voetnoot15. 16lyoen also groet als orssen, ende die sloechmen mitten spieten. 17Dairna quamen grote evere ende groete pantheren op dataant. 18heere. Ende dairna quamen vledermůze mit groeten scaren 19also groet als duven. Dairna quam dair een beeste meere danGa naar voetnoot19. 20olifant, al zwart met drien hoefden ende eermen dit dier ghedodenGa naar voetnoot20. 21conste, so hadt XXXVI Grieken ghedoodt, ende LIII ander 22man, want het verteerdet al, cleyn ende groet, dairt op quam. 23Hierna quamen opt heere muze, die meere waren den vosse. | |
[pagina 119]
| |
24Ende wat beesten, dat sy beten die bleven haestelic doot, mer 25die lude mochtmen van den bete ghenesen. Hierom dede 26Alexander sine(n) leitsman doden.Ga naar voetnoot26. |
|