4. Wijze van uitgave.
Tot grondslag van onze beide teksten hebben we de hss., gemerkt met A genomen, dus van Tekst I no. 231 van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en van Tekst II no. Y 401 van de Koninklijke Bibliotheek te's-Gravenhage.
Vraagt men ons, waarom deze en niet bv. C. van Tekst I en B. van Tekst II, dan antwoorden we: omdat de juiste verhouding der hss. ons eerst bekend werd, nadat we afschrift hadden genomen van no. 231 en Y 401 en de collatie der verschillende hss. reeds hadden verricht. 't Nemen van andere afschriften met hunne collatie zou maanden van stoeren arbeid gevorderd en toch geen voordeel hebben opgeleverd.
We hebben den tekst zoo getrouw mogelijk weergegeven; aan de spelling is niets veranderd dan dat we, als concessie aan den nieuwen tijd de
w hebben weergegeven door
uu, b.v. wt = uut, en de
begin-
i door
j, b.v. iaer = jaer. De verkortingen, die in de hss. voorkwamen, hebben we natuurlijk vervangen door hare oplossingen; ze waren niet talrijk, meestal ēn (ende), o
(omme), h'te (herte), cō (coninc, vooral in F., tekst I), ihr (Jherusalem) en eenmaal in Y 401 dor
heit (dorperheit).
Hoofdletters en punctuatie zijn door mij aangebracht.
De verbeteringen zijn niet in den tekst opgenomen, maar onder aan den voet der bladzijde opgegeven. Uitlatingen, tot den tekst behoorende, zijn cursief gedrukt; interpolaties zijn in den tekst gelaten, doch tusschen ( ) geplaatst. De varianten zijn getrouw meegedeeld; waar evenwel slechts een gering verschil van schrijfwijze bestond, b.v. gi of ghi, hi of hy, so of