Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt
(1969)–Samuel van Hoogstraten– Auteursrechtelijk beschermdVierde hooftdeel.
| |
[pagina 191]
| |
veel te zeggen heeft: en hy verblindt de aenschouwers, die te veel teffens vertoonen wil.
Geboomt, gebouw, en beelden laet vry troepen,
En deel uw werk in sierelijcke groepen.
't Geen hier en daer gezaeit is, schoon elk deel
Wel goed is, geeft geen welstand aen 't geheel.
Niet dat uwe beelden als op elkanderen gepakt schijnen, maer gy moetze een vrye zwier laten. Byna op volgende wijze spreekter onzen dichter van:
Laet overhoop en paert en ruiter storten,
Of tuimelen of leggen in 't verkorten.
Stel een op 't schoonst, in 't harnas, of half naekt;
Wat achter dees verschuilt is reets gemaekt.
De beelden dus beknopt by een te paeren,
Ga naar margenoot+Moet zijn gelijk het klinken veeler snaeren,
Naer eysch der kunst, nu hoog dan laeg geraekt.
Verscheydenheit van veele toonen maekt
Een maetgezang, tot lust van al die 't hooren;
Zoo moet men ook elx oog door kunst bekooren.
Dit hooftdeel heeft Leonardo da Vinci in zijn beroemden Carton van de Bataelje verstandichlijk waergenomen. Tintoret en Paul van Verone waren hier meester in: en den begrasiden Rafaël verwonderlijk. Rembrant heeft deeze deugd dikmaels wel begrepen, en de beste stukken van Rubens, en zijn navolger Jordaens, hebben een by zonder welstandige sprong en troeping. Deeze konst, van behaeglijke ordre en konstige schikking, dunkt my te recht te zijn een muzyk of maetzang, die, eeven gelijk de vois van een welgemaekt liedeken, de woorden versiert, de dingen ook grootelijx vordert, en met welstant vereert. Den wegh, om zeker en gewis in het ordineeren te worden, is, datmen zich gewenne veel Schetssen te maken, en veel Historyen op 't papier te teykenen; want de wetenschap zal u weynich dienen, zoo gyze door geen Ga naar margenoot+oeffening vast krijgt. Het zal een leerling zeer vorderlijk zijn, als hy vermoeit is van 't penseel, des avonts zich tot het teykenen van Historien uyt de geest te begeven, daer in somtijts te passe brengende 't geene hy nae't leven heeft opgegaert. Maer ik raede hem, dat hy't geene hy des avonts ontworpen heeft, des morgens wederom overzie, en verbetere; want een versch oog in de morgestond overtreft somtijts eens meesters onderwijs. Ik wil ook, dat hy opmake at wat hy begonnen heeft, op dat hy tot geen wispeltuerigheydt uitspatte, en dat hy'er alle weeke ten minsten een, zoo goet als hem mogelijk is, ten eynde breng. Zeker, men zal door deze ge- | |
[pagina 192]
| |
woonte ongelooflijk vorderen, en door't veel missen, de bovengeroerde regels leeren kennen. Maer wat schreumt gy? Gy zegt dat u veel dingen ontbreeken: Laet daerom niet af: ten zal u geen schande zijn gemist te hebben. Schets en herschets, en speel de historyen, en yder personadie eerst in uw gedachten; uw papier kan veel uytstaen; en laet niet af voor gy een aerdige ordening hebt uitgevonden. Doch zoo 't u gebeuren mach twee of drie uwer gezellen tot hulp te hebben, laet hun eens een proef doen, ofze de voornaemste groep van de daedt, die gy wilt uitbeelden, eens te zamen vertoonen kunnen. Zoodanich een kamerspel hebben veel groote meesters te hulp genomen. Maer dit is nootzaeklijker tot de leslen van Clio, om de doeningen en lijdingen te zien; onze Thalia leert alleen de schikking. Ik hebbe wel Ga naar margenoot+eer in den Haege gezien eenen Samuel Smits, een ervaren schilder: dezen hadde de gewoonte, dat hy, 't geene hy ordineeren wilde, eerst van Was int kleyn bootseerde: ik zach op zijn Schilderkamer verscheyde Berden met kleyne losse beeldekens, ruw afgeduwt: hier zat Tyresias, die den twist, die Juno met haer gemael had, vonniste: daer zachmen Pan en Apol om best speelen, en ginder spiegelde zich Narsissus in de kristallijne beek, toen hy op zijn eyge schaduwe verlieft was: de kleetjes waren van wit en geverft eerst nat gemaekt papier, groots en aerdich geplooyt, 't geboomt van eyke en andere taxkens, de gronden en grotten geestich van mos, en 't water van spiegelglas. Dit staet u al vry nae te volgen, maer zie toe, dat gy, door te veel hulp neemen, u zelfs niet verliest. De meesters raed ik, alsze de Teykeningen haerer discipelen overzien, datze de zelve, met schetssen op 't zelve Ga naar margenoot+voorwerp te maeken, verbeeteren. Dit oeffent ongemeen, en heeft veelen geweldich in de schikkunst geholpen. |
|