Inleiding.
OMeen ordinantie geestich en aengenaem te schikken, moet ons nu de meestresse van komedyen en kluchtspeelen, Thalia, de hulpende hand biên. En zy die met boertige sokken ten toneele treet, en haer voorhooft en gehoornde grijns met klimop overschaduwt, zal onze zinnen in 't schikken der dingen wakker houden. Want in 't ordineeren moetmen zich vooral van zwaermoedicheit wachten. Begun-stich ons dan, ô Godin! die altijts groen en bloejende zijt, met den geest van Virgiel, uw gezwooren Poëet: en leer ons een vrolijk vergaderen, en't by een schikken op een bevallijke wijs. ô Meestresse van de nacht, die de blinkende Mane, tusschen haer speelnoots de Starren, zoo ordentlijk ten reije voert! wijs ons aen, watmen voornamentlijk, en watmen maer halvelings vertoonen moet. Ik zal, eer ik van dit boek scheyde, u ter eere noch den boog ontspannen, en van uitspanningen en vermaeklijkheden vertellen, die met uwen aert over een komen. Men eygende u van outs de bevatsaemheyt oft het begrijpen toe: en zeker dit is in de konst van 't wel ordineeren ten hoogsten van noode. Want zonder't begrip der zaken zoumen te vergeefs de Schikkunst beginnen.