Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst: anders de zichtbaere werelt
(1969)–Samuel van Hoogstraten– Auteursrechtelijk beschermdVijfde hooftdeel.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina t.o. 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Ga naar margenoot+Satyrs waren, of wel zoo veel knobbels hadden, als ofze met ajuin waren opgevult; maer datmen in een werkend beelt voornamentlijk de beweegingen der Spieren te recht waerneeme, en de vleezige opzwellingen en inkrimpingen Ga naar margenoot+op zijn behoorlijke plaets stelle. Het en is niet genoeg, dat eenigen op haer oog vertrouwende, de natuer, zoo zy waenen, vleezich en zacht navolgen, en dikwils misgeboorten en zout zakken op't Ga naar margenoot+paneel brengen: de doorluchte geesten hebben meerder voorzichticheit gehad, en hare kennis der Muskulen blinkt, hoe bedekt, in hare werken uit. Den woelenden Laocoon, hoe gespiert en gezenuwt, heeft nochtans een zoet vloeientheit, als waert't het zachte vel: en de poezele Liber, hoe zeer met vet begroeit, vertoont ten minsten de plaetsen der Muskulen. Cimon van Cleonia, een Stadt in Achajen, begon ondet de oude Grieksche Schilders aldereerst de leeden, spieren, en aderen des menschelijken lichaems, in zijne werken, te vertoonen. Maer Antonis Pollaivoli was den eersten, onder de nieuwe Italianen, die de muskulen met kennis onderscheyde, hebbende zelfs veel doode lichaemen, om die te leeren kennen, gevilt. Rosso ontgroef de dooden, en maekte een zeer schoone Anatomie, schrijvende ook een boek daer af, maer hebbe 't zelve noit, dat ik weet, gezien. Buonarotti ook, met een hangenden Kristus van hout bezich zijnde, begon veel dooden te villen, 't welk hem namaels zijn Teykening dapper verzekerde. En de eere van't land van Kleef, of den Batavischen Titiaen Jan van Kalker, heeft den anatomist Vezalius met zijn Teykeningen in't anatomiseeren dapper geholpen. Wy zullen dan voor eerst het menschelijk geraemt beschrijven, gelijk wy het in de Plaet A. in d'eerste figuer hebben afgeteykent. Het Geraemte eens menschen begrijpt vooreerst zes voornaeme deelen, als het Hooft, het Lijf, twee Armen, en twee Beenen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wie onder u, ô leergierige Schilderjeugt, zal zich ontzien deeze weynige naemen en deelen eens op te zeggen? Wiens hooft is zoo kranck, dat hy geen driemael zeeve naemen overleezende, zoude onthouden. Zeeker gy zultze strax van buiten weeten, en al de beenderen kennen, zoo gy de print maer eens naeteykent, en de naemen van de bystaende letteren naeziet. Een kleyn uur kan u hier met een kennis voorzien, die u al uw leeven lang zal byblijven, en grootelijks dienen. Is een uur niet genoeg, hang'er een ganschen dag aen. Maer ik zie alreets dat gy, van't Cranium af tot Tarsum toe, uw les kent, en van yder been bynae zijn Roomsche en Duitsche naem weet. Wel aen, laet nu uw oog ook eens gaen op de verdeeling. Ik heb dit geraemt nae't leeven afgemeeten, het was vijf Rijnlandsche voeten lang, maer vademde wel een half voet meer, 't welk ik geloof, dat by't ontdroogen der Zenuwen in den Ruggraet bykomt, en dat het daer door wel 6 duimen gekrompen was. Ik heb het in vijftien deelen, of groote palmen verdeelt, en vind een maetschik, die niet te verwerpen is. Als eerstelijk, van boven den Scheydel tot
Dewijl gy dit nu vast hebt, zoo laet ons ook de Spieren en Muskulen, die 't gebeente bekleeden, leeren kennen. Gy zult haest zoo geleert schijnen, als menig Chirurgijn. |
|