Zegepraal der goddelyke liefde
(1709)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 118]
| |
Pasce Oues meas. | |
Chascun de nous fait son office:
Moy de Berger, vous de nourrice.
| |
[pagina 119]
| |
De goede Harder. | |
VVeyd myne Schapen, &c. | |
XXX. Gezang.Vois: Aux armes, aux armes, Braves gens d' Armes.
1.
OP! op! ter wapen!Ga naar margenoot+
Op Harders knapen.Ga naar margenoot+
Op! op! de wolf beloert / uw teedre Schapen.Ga naar margenoot+
Ziet, hoe de Roover brult / heet op vernielen,
Waakt gy niet ylinx op te zaam / Hy zal ze ontzielen.
2.
Op! wilt hem volgen,
Die gants verbolgen,
Zoo meenig teeder lam / heeft ingezwolgen.
De goede Harder zal / u bystant geven.
Die schenkt, op dat hy haar behouw / Zyn bloed, en leven.
3.
O zuivre Liefde!
Die 't hart doorgriefde
| |
[pagina 120]
| |
Van Gods verkoren zoon / voor zyn geliefde.
Waar is uw wedergade / oyt hier geboren?
Wie op uw hulpe zig verlaat / Gaat noit verloren.
4.
Waar 't kwaad wil woeden,
In hem is 't goede;
Vreest niet kleyn kuddeke / hy zal u hoeden,
Zyn woord is hemelspyz / vol geest en leven,
Op hem gedaalt uit 's Vaders' troon / Om u te geven.
5.
Wat u bevolen
Is, mag niet dolen;
Hield God zyn hulpe noyt / Voor u verholen?
Bescherm de zyne weer / Van hem verkoren.
Geen vyand zal, als gy haar hoed / Hun meer verstoren.
Weest gy de voedster van die na Gods Liefde staan.
Daar ik de Hoeder ben, zal geen van all' vergaan.
| |
[pagina 121]
| |
Toepassing.
HOe vreedzaam gaat om 's Harders hut,
Gods Schapekudde alom te weyde!
Als haar de trouwe wagt beschut
Des goeden Harders, haar geleyde.
De Wolf beloert den Schapenstal,
Waar die den huurling is bevolen.
Een huurlinks hert neygt tot den val;
Maar hy behoed ze voor het dolen.
Hoe is dit onderscheyt soo groot?
Dees dient uit Liefde, die om Brood.
|
|