Zegepraal der goddelyke liefde
(1709)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 82]
| |
Meliora sunt vbera tua vino. | |
Que sunt amour vos deux mamelles?
Sources de douceurs eternelles.
| |
[pagina 83]
| |
Liefde. | |
Uwe Liefde is uitnemender dan Wyn. | |
XXI. Gezang.Wyze: Al liep de Zee tot aan Paryz.
1.
TOen ik u eerst viel aan de borst,Ga naar margenoot+
O Jesus, myn gewenst verlangen!Ga naar margenoot+
Toen leste ik mynen zielendorst,Ga naar margenoot+
En bleef aan uwe Liefde hangen.Ga naar margenoot+
2.
O Liefde zonder wederga!
Wat hebt gy ons een schat gegeven!
Door U ontfangen wy gena
By God om hoog in 't eewig leven.
3.
O Liefde kostelyk kleynood,
Van Jesus hand ons opgedragen!
In u verwint men hel en dood.
Gy kunt den Hemel 't meest behagen.
4.
Daar springt voor al die dorstig zyn,
O Liefde! uit Jesus heilige aderen,
Een bron van roode, en witte wyn,
Zoo zy in uwen naam vergaderen.
| |
[pagina 84]
| |
5.
Die wast ons het bevlekt gemoed,
Die doet der zonden nagt verdwynen,
Wanneer het vuur van uwen gloed,
Zyn ligt in onze ziel laat schynen.
6.
Dan kennen wy nog haat nog nyt.
Dan dryft de Liefde in alles boven.
Hoe vlees, of werrelt haar bestryd,
Haar zuivre vlam is niet te dooven.
7.
Die vielen voor myn voeten neer,
Zoo ras ik uit uw mededogen,
O Jesus Liefde - en vrede-Heer!
Uw Liefdevuur had ingezogen.
8.
O Balsem voor der zielen smert,
Gy leert me myne lusten teugelen.
Gy stilt het afgejaagde hert.
Ik zweef ten Hemel op uw vleugelen.
9.
Al zong myn zang zélf Englentaal,
Al quam ik Hemelval te spreken,
'K was slegs een klinkende metaal,
Zoo gy me ô liefde quaamt te ontbreken.
| |
[pagina 85]
| |
10.
O Liefde! uitnemender dan wyn,
Laat noit uw honing my ontglippen.
Het Manne, en Hemels Ambrozyn,
Vloeid met den nektar van uw lippen.
11.
Waar uwe zon haar stralen spreyd,
Voert gy de ziel verrukt na boven.
O zonne! der geregtigheit,
In u is alles hier te loven.
God is de Liefde zelf. De Liefde is 't hoogste Lot.
Wie in de Liefde blyft, blyft eewiglyk in God.
| |
Toepassing.
WIe maalt de Liefde, en hare kragt
De ware schets van 't Godlyk wezen?
Waar door het alles word volbragt,
Daar alle deugd is uitgerezen.
O onbegrypelyk kleynood!
De Liefde in 's Vaders hart geboren,
Gaf zynen zoon zelf aan de dood
Ten zoen van Gods getergde toren.
Let Mens, van deze deugd te wyd,
Wat gy Gods Liefde schuldig zyt.
|