Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LXXXIX. Gezang. De agt zaligheden na de beschrijving van den Evangelist Mattheus. Op zangmaat, door G.H. 1 Onnoozelheit, op aard alom verschoven, Hoe arm van geest geagt, Uw nedrigheit verdooft de pragt Der koninklijke hoven. Onnoozelheit van God bemind Al leeft gy hier verschoven Daar waan-en werrelt wijsheit blind Uw luister tragt te doven, [pagina 132] [p. 132] Uw eygendom, ô hemels kind! Is 't eewig hof hier boven. 2 Bedrukte! hier van droefheit afgetreurt, En van de vreugd des werrelts afgescheurt, Getroost u 't aardse lijden Om 't endeloos verblijden. Word lijdens troost u hier ontzeyt, Gy vind ze in de Eewigheit, Van Jesus u beschreven. ô Zalig treurig leven! Wat is 't op aard te zijn verheugt By de endeloose zielenvreugd. 3 Zagtmoedigheit, gedaalt van boven, Schat van een gerust gemoed, Wat is uwe rust te loven Voor al 's werrelts overvloed! Gy zult, wat hier ook mag versterven, Voor u, en uw gezegend zaad, Zoo lang de ruime werrelt staat, Het vrugtbare aardrijk steeds beërven. Zagtmoedigheyt der vromen wijk Hoe zijt ge Jesus zoo gelijk! 4 Wel hem, die dorst, en hongert, om Geregtigheyt in 't brooze leven, Het allerwaardste heiligdom Den mens van Gode voorgeschreven. Schoon hem de werreltling verlaat, [pagina 133] [p. 133] Hy word na vlees, en geest verzaad. 5 Barmhartigheyt alom geprezen, Beminnelijke noodvriendin Van droeve weduwen, en weezen, Wat hebt gy zaligheden in! Barmhartigheyt zoo waard te loven, Die Heyden nog Samaritaan In nood laat, of verlegen staan, Uw deugd, gekroont in 's Hemels hoven, Heeft u, ô zalige! bereyt Een eewige Barmhartigheyd. 6 Reyne harten vry van list, Haat, en twist, Yders minnelijk vertrouwen: Hoe de valsheit met u spot, Niemand keert uw zalig lot. Gy zult Gode in 't ligt aanschouwen. 7 Zielen vreedzaam, en gerust Steeds bewust Van een onbevlekt geweten, Die na 't vredehof om hoog Hart, en oog Houd, om 't aardse te vergeten. Uw bezit legt niet beneen. Gy alleen Word Gods kinderen geheten. [pagina 134] [p. 134] 8 Wel zalig zijnze, die beneden Door kruis, en rampen heeft gestreden Vervolging lijden, steeds bereyt Te sterven voor geregtigheyt. Wat ydelheen op de aarde wemelen Des werrelts kruis strekt hun geen last Dat vry de helhond brult, en bast, Voor haar is 't Koninkrijk der hemelen. Vorige Volgende