Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende LVII. Gezang. Wijze, ô Heilig zalig Betlehem. In 's werrelts lust Is vre nog rust. 1 De rust is in dit leven niet, ô Neen! maar in het zalig sterven. Dat, na dit werreltse verdriet, Ons doet een beter leven erven. 2 Het water uit den Oceaan Geschoten met geswolle stroomen Rust niet, voor dat het afgegaan Weer in zijn oorspronk is gekomen. 3 Dus is geen rust alhier beneen Het starredak voor ons te rapen. Dus wenst de ziel te vliegen heen Na de oorspronk die haar heeft geschapen. 4 Dat 's God, de bron van al het goed, Uit wien het alles is geboren. [pagina 87] [p. 87] In wien het al weer keeren moet. In wien niets feilt, of gaat verloren. 5 En van dit ondoorgrondlijk Al ô Jesus! draagt gy 't heerlijk wezen. Bewaar mijn ziel voor haaren val! Zoo heeft zy hier geen ramp te vreezen. 6 Schoon haar de Hel ook klampte aan boord, En fel bestormde aan alle zyen De kragt van uw geheiligt woord Kan haar van alle leed bevryen. 7 Daar is alleen de ware rust En vergenoeging in te vinden. Gelukkig die zijn wens, en lust Daar aan geheelijk tragt te binden. Vorige Volgende