Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het bloet Christi reinigt ons van alle zonden. LVIII. Gezang. Wijze, Pourquoi faut-il que je soupire. 1 De zee met al haar ruime plassen Kan 't vuil van mijne zonden niet, Hoe zeer ik baad, en vrijf, afwassen Ten zy gy 't water zulx gebied. Maar met een drop ô Heer! van uw genade, Een dropje bloeds uit uw doorenekroon. [pagina 88] [p. 88] Kom ik de smet van mijne ziel te stade, En wasch haar, hoe bevlekt, zuiver en schoon. 2 Dat is dat eewige vergeven, Gerezen uit den dierbren vloed Van uw, aan 't kruis geoffert leven, Van uw, voor ons gestorte bloed. Wast gy, hier in, het vuyl van onze zonden ô Jesus! tot onze hulpe zoo ree: Zoo worden wy, in 't end, eens reyn bevonden. Ey! gun ons die genade op onze bee. Vorige Volgende