Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Rykdom doet dolen. LVI. Bedezang. 1 Om voorspoed u te smeken, ô mijn Heer! Om voorspoed, die verganklijk is op aarde, Was eene bede al te gering van waarde. Want weelde houd, in ons, de deugd ter neer. 2 Alle aards geluk benevelt onze zinnen Met ydlen damp. 't aandagtige gemoed Dat om u zugt, in zorg, en tegenspoed, Leert, in den druk zig temmen, en verwinnen. 3 Geef des ô Heer! ons slegs dat u behaagt, Op dat het ons gedyen mag ten goede. Wy troosten ons de stramen van uw roede, Die voor ons heyl, ô Vader! zorge draagt. 4 Dat ik uw naam ten prijz alleenig leve, En gy weerhouwt, als wy behoeftig zijn, Dat onze ziel, gedrukt, door zorg, en pijn, Aen wanhoop zig niet moedloos overgeve. 5 Maar dat zy steune alleen op uwe magt En goedheit, die zoo heilrijk, en genadig Ons altijt heeft zoo gunstig, en weldagig [pagina 86] [p. 86] Door alle leed, en onheil heen gebragt. 6 Zoo zal mijn ziel, ook zelf in nood u loven, En zingen, waar ons druk, of onheil plaagt, Gelooft zy God, wien ons verdriet behaagt. Zijn wil geschiede, en drijve in alles boven. Vorige Volgende