Zedezangen en stigtelyke liederen
(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Daar de Englen juichen in uw heilig woord?
Ja 'k zal, zoo lang my hier de zon kom beschijnen,
Tot uwen lof, dus verligten mijn pijnen,
Die my zoo dik genadig hebt verhoort.
2
Dat is, ô Heer! al mijn lust, en mijn leven.
Dat is, 't vermaak, daar ik van word gedreven.
Mijn ziel rijst op dien toon ver boven 't zwerk.
En wenst haar gezang in 't gezigt uwer Engelen,
In 't zalig geluid hunnes Koorgalms te menglen,
Gelijk ik u hier aanroep in uw kerk.
3
In uwen naam treed ik door de gevaren.
In uwen naam kan geen leed my bezwaren.
Want die verquikt, ô Heer! mijn ziel en geest.
Wat rampen, of nooden my drukken, of klemmen:
Gy kuntze verheffen, en stillen, en temmen,
En maken, dat mijn hart geen onheil vreest.
4
Dat u, ô Koning van hemel, en aarde
Hier alle koningen houden in waarde
Die voor uw magt verbijstert staan, en stom.
Ondanks, hoe vol trots, zy zijn alle uw aanbiddren
Gelijk ze op hun troon voor u beven, en siddren
Wanneer gy dondert uit uw Heiligdom.
2
Nogtans weet geen mens uw genade af te meten.
Die zoo ver boven het stardak gezeten
Den blixem zwait, en heerst in ruimer lugt?
| |
[pagina 80]
| |
Gun my (kan 't uw goedheyt en wijsheit gehengen)
In deze beschouwing mijn tijd door te brengen
Tot dat mijn Ziel, om u, dit lijf ontvlugt!
|
|