Zedezangen en stigtelyke liederen
(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 78]
| |
Haast u, ô God! wees tot mijn hulp gereed.
Ik roep om bystand in mijn noot.
Beschaam, vertsaag mijn vyand, die mijn dood
Gezworen heeft, die mijn bederf begeert,
En u, ô Heer! in 't aangezigt braveert.
2
Keer, hem, die uwe faam
En noit volprezen naam
Met waan van aardse wijsheyt vals bespringt,
Terwijl mijn ziel, in nood, uw lof toezingt.
Dat hy u aanbid, trots zijn vloek,
En u alleen, als zijn behoeder zoek!
Zoo raak mijn ziel van zijne lagen vry,
Daar hy zig schaamt, dat hy mijn vyand zy.
3
Dit staat aan u ô Heer!
Des sla uw oogen neer,
Op my, die arm, en naakt ben, en berooft
Van alles, wat dien trotsen, hulp belooft.
Beschut, bescherm my, 't is nu tijd,
Verlosser! Heyland! die mijn toevlugt zijt,
Mijn hart van angst benauwt, en toegeschroeft
Heeft, noit zoo zeer als nu, uw hulp behoeft.
|
|