Zedezangen en stigtelyke liederen
(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 76]
| |
Daar uit het eeuwig ligt
Gods albespiegelend gezigt
Om laag ziet, op al wat hier word bedreven?
ô Neen. Hoe bits de wraakzugt, aangespannen
Met nyt en hoon, my dreygt, en te onderdrukken tragt,
'K vertoon my in 't gezigt van hare magt,
Gerust op hem, die 't zwaard keert der tiranen.
2
Treed boos geslagt, in uw onstuimig woeden,
Vry in verbond te zaam:
Geen van uw allen is bekwaam
Tot mijn, bederf, als my de heer wil hoeden.
Verlosser! Heyland! scherm, en schild der vromen
Wie krenkt me een hair, als gy me uyt uwen hoogen troon
Begunstigt, op dat ik volge uw geboon?
Uw oogwenk kan all' aardse moedwil toomen.
3
Op deze wijz, hebtge, aan uw woord gedagtig
Ga naar voetnoot* Held Josef in den kuil
Van Dothan uit den wreeden muil
Des doods gerukt, als hy zig uite klagtig.
Gelijk gy hem ten praal hebt opgeheven
Daar hy geboeit, en vals beschuldigt in het slot
Des kerkers riep om hulp aan zijnen God,Ga naar voetnoot†
Die noyt, in nood, den zijnen heeft begeven.
| |
[pagina 77]
| |
4
Zoo hebt ge, ô Heer! uw drietal ongeschonden
Voor vuur, en vlam bewaard,
En tot hun haters leed gespaartGa naar voetnoot*
Die door den gloed des ovens zijn verslonden.
Zoo kan de haat haar eygen straf bereyden.
Uw Daniel ten proi der leewen wreed gedoemt.
Ga naar voetnoot† Heeft dus ô Heer! uw mogentheyt geroemt;
Wat schroom ik dan, als my uw hand wil leyden?
5
Niets: hoe men my belaagt, want al 't vermogen
Der mensen altemaal
Ga naar voetnoot‡ Naar eys, gewogen in uw schaal
Valt ligter dan bedrog en ydle logen.
Op u ô Heer! is des al mijn betrouwen.
Gy zijt mijn toevlugt, troost, en bystand in den noot.
Met uwen schild braveer ik hel, en doot.
Wat leed me oit dreigde, ik wierd, door u, behouwen.
|