Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nisi Dominus. LIIIste gezang. Wijze, Meisjes, die zoo trots en fier &c. 1 Wie beneden 't stargewelf. Uit zig zelf Te bestaan hem wil vermeten, Zal, bedrogen door zijn waan, Haast vergaan Daar hy Gode heeft vergeten. 2 Zoo de Bouwheer van 't heelal 'T aardse dal Niet bezigtigde in het ronde, En op yders los bestaan 'T oog liet gaan, Alles storte voort te gronde. 3 Geen paleys, al stond het trots Op een rots, Sterker dan oit mens aanschouwde, Of het storte plots ter neer Zoo de Heer Na zijn wil dat zelf niet bouwde. [pagina 81] [p. 81] 4 Maar wie in des Heeren naam Zijne faam Huis of aards geluk ziet groejen, Zal, door zijne gunst gesterkt, Wat hy werkt Zien in kragt, en luister bloejen. 5 'T is door zijne wil alleen Dat beneen De aardse koningen regeeren. Wie op hem zijn hope stelt Zal geweld Ramp nog werrelts onheil deeren. 6 'K heb daarom mijn levenslot U mijn God! Heel en al gestelt in handen. Op dat nimmer los bestaan My voortaan Brenge in dootsgevaar of schanden. 7 Gy alleen hebt mijn gemoed Tegenspoed Haat, en onheil leeren dragen. 'K zing des uwen naam ten prijz Eene wijz Die al 't aardrijk zal behagen. 8 Want gy geeft mijn zwakke stem [pagina 82] [p. 82] Kragt, en klem Om na 't hoog paleis hier boven Heen te zweven uit elx oog Daar om hoog Uwe magt alle Englen loven. 9 Daar is reeds mijn wens en zugt En ik vlugt Wars van alles hier beneden Als ik zing uw naam ten prijz Op die wijz 'T schijnvermaak der ydelheden. 10 Want berooft van u, is 't niet Als verdriet Wat ons komt alhier te voren: Niet als quelling voor den geest. Wie u vreest Heeft zijn eewig heyl verkoren. Vorige Volgende