Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 72] [p. 72] Zielzugt. XLVIIste gezang. Sarbande. In deo spes mea. 1 Op u alleen, ô God! is mijn betrouwen. Gy zijt mijn hulp, en vaste toeverlaat. Op u wil ik mijn hope, en welstant bouwen. 'T zy dat het my, hier wel, of qualijk gaat. Hebt ge in dit leven My iets gegeven? 'T zal aan my kleven: Wie'er tegenstaat. 2 Zoo peysde ik, als mijn ziel, vermoeit van zorgen, Uit haaren slaap gerezen, met een zugt Aanbreken zag den nugtren frissen morgen En 't pluimgedierte u loven in de lugt. Want gy zijt stadig Mijn ziel genadig. En keert weldadig 'T leed waar voor ik dugt. 3 Wat schroomt ge dan, als 't gaat na Gods behagen. Mijn ziel? 't is eens, wat ons op aard ontmoet: Geen kruis valt zwaar in Jesus naam te dragen. Getroost u dus alhier de tegenspoed! Wat wiszelingen [pagina 73] [p. 73] U ook bespringen; God lof te zingen Is het waardste goed. 4 Dat doende, zie 'k de haters voor u zwigten. Steun, steun op hem, die 't alles spijst en voed. Waar gy vervalt, hy zal u wederrigten En voorstaan, als uw vyand bruld, en woed. Niets zijn de kragten Der mensen te agten By zijne magten, Daar hy 't al me hoed. 5 Zing dan en juig mijn ziel! op blijde wijzen (In 's hemels lof, en eer noit quelens moe) Zoo lang gy 't alverquikkend ligt ziet rijzen, Vol liefde, en lust den Heere uw vaarzen toe. Wat u te dragen Sta, kus de plagen: En slijt uw dagen Dus noit quelens moe. Vorige Volgende