Zedezangen en stigtelyke liederen
(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij
[pagina 74]
| |
Daar de felle noordewinden
In het bruissend element
Op die stem zig laten binden:
Wie roept dat hy God niet kent?
2
'T aards gezinde en dwaze rot
Op het vroom geslagt verbolgen
En geneigt zijn lust te volgen,
Durft zig uiten, daar 's geen God.
Welkers oordeel sta te vreezen
Als het lighaam zinkt in 't graf.
Want de ziel verliest haar wezen,
Als wy leggen 't leven af.
3
Aartsverraders schrikt, ziet toe
Gods gedult, en hand te tergen.
Voor zijn oog is geen verbergen.
Vreest, vreest 's Hemels strenge roe!
Eenmaal zal de dag genaken.
(Is zijn wrake traag in 't gaan)
Die u zal te schande maken,
En door blixemvuur verslaan.
|
|