Zedezangen en stigtelyke liederen
(1708)–Jan van Hoogstraten– AuteursrechtvrijVIIIde zang.
| |
[pagina 14]
| |
3
Uw moedwil, die zig zoo te buiten gaat,
Dat zy den Heer met schrik voor 't voorhooft slaat,
Waar door, op aard, de werelooze u vreezen,
Zal, tot uw straf, uw eygen vonnis wezen.
4
Gy draagt, geen regt, maar 't onregt in de hand.
Verdrukt de deugt, en ondersteunt de schand.
Stijft met uw magt, 't verganklijke der aarde.
En, wat u vleyt, agt gy het hoogst van waarde.
5
Maar wijl ge elkaar ter heerschappye stemt,
De eenvoudigen hun have, en erf ontvremt,
En elk een doet uw overlast gevoelen,
Raakt eindelijk Gods gramschap aan het woelen,
6
En dreygt (ziet toe) op deze onregte baan
Van boven, met den blixem u te slaan.
Maar gy, belust uw hoogmoed te zien vleyen,
Gaat willens dus uw ondergang bereyen.
7
Want ziet de Heer zal uwen trotsen staat
Uw heerlijkheyt veranderen in smaat;Ga naar voetnoot*
En al uw glans, gewoon hier schoon te blinken
Vernielen, en in 's Hemels wraak verdrinken.
8
Let, let op 't geen de mond der waarheit leert:
‘Terstond wanneer zy zullen zijn geëert,
‘En hare glans u komt in de oogen schijnen,
‘Zoo zullen zy, gelijk een rook verdwijnen.Ga naar voetnoot†
| |
[pagina 15]
| |
9
Een key, met kragt, geslingert naar omhoog,
Vliegt in de lugt wel snel uit yders oog,
En volgt in steylt' 't gevogelte op zijn veder:
Maar valt terstond, door eygen last weer neder.
10
Gelijk gy mé, van 's werrelts pragt gehult,
Door dezen last ter neder storten zult
Staatzugtigen, zoo dra gy hier verheven,
Veel hooger, als 't u past, bestaat te zweven.
11
Ga naar voetnoot* Wat roemt gy dan op uw geleend sieraad?
Wat stoft gy op uw pragt, en hoogen staat.
Gewoon, daar mede, elk een den nek tekeeren.
De Heer zal al uw weelde in rook verkeeren.
|