Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] VIIde lofzang Ten deele gevolgt na den 135 Psalm. Wijze. Balette Dorothé. 1 Loof den Heere, wilt hem prijzen, En zijn naam steeds eer bewijzen, Gy heilig zaad Dat in zijn woning gaat. Uw lot Zy God Op zangmaat zoet van klanken (Voor het goed, Dat hy doet) Te verheffen, en te danken. Want zijn hof Geeft u stof Om te weyden in zijn lof. 2 Looft den heer der Heirescharen, Daar alle Englen om vergaren! Want hy is goed Regtvaardig, wijz, en zoet. Hy laat Zijn zaad Noit onheil overkomen. Maar beschermt [pagina 12] [p. 12] En omermt Met zijn sterke hand de vromen. Wie zijn stut Hier beschut Agt al 's haters woede onnut. 3 Want uw God is, als voordezen, Groot in heerlijkheyt, en wezen; Alleenig meer Als aller goden Heer. Men kent Aan 't end Des aardrijks, zijne werken. Wat 'er groeit Wast, of bloeit Geeft zijn mogentheyt te merken. Aard en Zee Mens en Vee En den afgrond hoort hem mé. 4 God is heerser aller volken. Hy zend blixems uit de wolken. Stilt wind, en vloed Hoe zeer die ruist, en woed. Hy spijst, En wijst Het aardrijk vrugtbaarheden. Leert den mens, Na zijn wens, Zégenrijk zijn tijd besteden. [pagina 13] [p. 13] Zijne naam Lof, en faam Zal eew in, eew uit bestaan. 5 Van geslagte tot geslagten Wone die in uw gedagten. Zoo blijft ge alom Des Heeren eygendom. Zijn hand Vermand Wat hem durft wederstreven. Hoort na hem. Zijne stem Doet alle aardse Vorsten beven. Geeft den Heer Lof, en eer; Want hy zend zijn zegen neer. Vorige Volgende