Zedezangen en stigtelyke liederen(1708)–Jan van Hoogstraten– Auteursrechtvrij Vorige Volgende IVde gezang. De H. Apostel Petrus Weenende. Wijze, Courante Messieurs. 1 Gy die noit van uw pligt, ô Aller Jongren ligt! Geweken zijt; stort gy zoo plots ter neer? Verloochent gy, ô Petrus uwen Heer! Wat doodschrik brouwt uw ziel dit lot Dat u verzaken doet uw eygen God? Gedenkt het u niet meer, hoe gy voorheen Al 't aards verlaten hebt om hem alleen? 2 Is dit met uw geweer Gestreen voor uwen Heer? Is dit het merk van uw stantvastigheyt? Is dit de trouw uw Meester toegezeyt? Durft gy de welvaart van uw ziel Verloochenen, waar op Gods liefde viel? Kent gy de waarde niet van 't hoogste goed, Dat u zijn eerste leed dus struiklen doet? [pagina 6] [p. 6] 3 Ja 'k zie, hoe gy ontwaakt En in uw ziel geraakt, Uw misslag voelt, op 't krajen van den haan, U zelf verfoeit om zulk een snood bestaan. Gy weent, en stort in uw ellend, Een vloed van heete tranen zonder end. Ja wenst al zugtende, zoo 't kon geschien, Dat gy het hemels ligt noyt had gezien. 4 Ook was u zulk een lot Veel nutter dan uw God Te hoonen. Wasch met tranen uwe ziel: Waar op die bloedvlak eerst ter neder viel. Uw Heer, wiens goedheyt vroeg en spa Zig zien laat, wiens oneindige gena 't Gebroken hart met zijne schult belaan Noit afwijst, kan u van dien last ontslaan. 5 Maar als ik droevig u Van alle menschen schuw In eenzaamheyt alleen dus weenen zie, En, met uw smart begaan al 't aards ontvlie, Daar eene traanbron ongetoomt, Uit bittren rouw, langs uwe wangen stroomt, En gy uw schuld wilt boeten met uw bloed, Dan roert uw zonde, ô Petrus! mijn gemoed. 6 Dan zie ik eerst te regt Waar uw de wonde legt. [pagina 7] [p. 7] Wat smart hem pijnigt, en weemoedig maakt, Wat leed hem volgt, die zijnen Heer verzaakt. Dan zie 'k hoe menigmale God Verzaakt word, om de vrugt van 't aarts genot Waar van wy dagelijx te ligt verleyd God loochenen, dat onze straf bereyd. 7 Dan wens ik dus met u Van alle weelde schuw Te weenen, en met tranen van mijn bloed Te zuiveren mijn overtuigt gemoed. Want dreygt de wanhoop uwe ziel Die tot die bloedschult slegs maar eens verviel? Wat straffe moet voor hun geteykent staan Die dagelijx zig dus te buiten gaan? Toezang. Vois, Sont mille tormenti. 1 Maar gy, wien dit schreyen Gena zal bereyen, ô Petrus! ô Petrus blijft leven. Droog 't nat uwer oogen. Uw Heer heeft, bewogen, Uw zonden, uw zonden vergeven. 2 Dat dus uw genade Ons ô Heer! kom te stade! Op dat wy, op dat wy verwezen [pagina 8] [p. 8] Van 't vuil onzer zonden, Door 't bloed uwer wonden, Dus worden, dus worden genezen! Vorige Volgende