28 De branen. De tweede snaarrevolutie
De dingen gaan toch altijd anders dan je denkt. Snarentheoretici waren helemaal niet ongevoelig voor de kritiek dat de zwarte gaten een probleem vormen in hun theorie, maar ze moesten eerst nog een andere ontwikkeling doormaken voordat men dat probleem kon aanpakken. Ze deden een aantal nieuwe ontdekkingen dat het aanzien van snarentheorie grondig zou gaan veranderen.
Volgens de veldentheorie kun je de elementaire deeltjes opvatten als pakketjes - quanta - van energie in een of ander veld. Hun bewegingen kun je dan doorrekenen door een serie van verstoringen op verstoringen te volgen: de storingsreeks. Maar in zo'n theorie kan ook een heel ander soort deeltjes optreden: gebiedjes waar het veld heel sterk wordt, en geregeerd door veel ingewikkeldere vergelijkingen. Die gebiedjes gedragen zich óók als deeltjes, maar die laten zich niet door een storingsreeks vangen. De magnetische monopool van hoofdstuk 14 is daar een voorbeeld van. We noemen deze deeltjes ‘solitonen’.
De ontdekking van Ashoke Sen was dat solitonen ook in de snarentheorie kunnen optreden. Maar hier zijn het geen deeltjes, en ook geen snaarachtige objecten; het zijn membranen! Een membraan is een oppervlakte, het heeft twee ruimtelijke dimensies en niet één, zoals een snaar, of nul, zoals een deeltje. Maar omdat de theorie zelf in tien of meer dimensies is ingebed, kun je nu ook membranen van drie of meer dimensies verwachten. Het aantal dimensies duiden we aan met het getal p. Zo kreeg je ‘p-branen’! In het Engels vond men ‘p-branes’ wel aardig klinken. Ik zal u met de wiskundige definitie van p-branen niet vermoeien. Het getal p kon van nul tot negen variëren. De p-branen met p=o zijn gewoon deeltjes of, soms, zwarte gaten! De andere zijn (zwarte) snaren, (zwarte) membranen, en-