was bijna, maar nog niet helemaal bereikt. Kan dit niet beter?
Als we de drie verschillende ijkveldsystemen - want we hebben ook nog de sterke kracht, SU(3) - zouden kunnen samensmeden tot één zo'n systeem, dan zou dat een aanzienlijke verbetering betekenen. Dan zou je namelijk maar één natuurconstante voor die kracht nodig hebben en niet drie zoals nu. In plaats van in totaal 26 onberekenbare constanten zou de nieuwe theorie er waarschijnlijk veel minder hebben.
Helaas, zo eenvoudig gaat dat niet. Die drie ijksystemen hebben alle een heel verschillende ijkconstante. De constante behorende bij de sterke kracht (formule SU(3)) is vele malen groter dan die voor de zwakke kracht, en die is weer groter dan de U(1)-constante. Als deze systemen uit één ijkveldensysteem voortvloeien, hadden deze drie getallen ongeveer even groot moeten zijn.
Maar laten we weer grijpen naar ons denkbeeldige vergrootglas. Aannemend dat het standaardmodel nog enigszins geldig blijft, kunnen we de sterkte van de krachten uitrekenen voor het geval dat de deeltjes uiterst dicht bij elkaar komen. U herinnert zich misschien (hoofdstuk 13) dat de sterke kracht dan een beetje minder sterk wordt. Dit geldt ook, maar in veel mindere mate, voor de SU(2)-kracht. De U(1)-kracht wordt juist sterker in plaats van zwakker.
De verandering in de relatieve sterkte van de krachten is maar klein. Maar laten wij eens in een snelle auto de supersnelweg door de woestijn inslaan. We gaan van enkele duizenden MeV's naar het energiegebied van 10.000.000.000.000.000.000 ofwel 1019 MeV. Dat correspondeert met een lengteschaal van ongeveer 10-30 cm. Het was de ontdekking van Howard Georgi, Helen Quinn en Steven Weinberg dat dit het gebied is waar alle drie ijkkrachten ongeveer dezelfde sterkte krijgen. Is het toeval dat ze alledrie tegelijk dezelfde sterkte krijgen? Is het toeval dat dit gebeurt juist als we vrij dicht bij het einde van de snelweg zitten (nog maar drie nullen te gaan)?