| |
XVIII. Redevoering over de baldadigheden in Februari 1617 te Amsterdam bedreven.
Het in Memoriën en Adviezen I, blz. 167-191 afgedrukte stuk, dat eveneens voorkomt in de folioband I,
| |
| |
C. 15 van de Univ. Bibliotheek, gaat ook wel zeker terug op een redevoering, die Hooft, in zijn verontwaardiging over het in Amsterdam gebeurde, in de Vroedschap hield. Maar ook deze weer werd later nog eens aangevuld, hoewel misschien slechts weinig en niet voorzien van allerlei citaten en bijbelplaatsen zoals andere.
De gebeurtenissen, die aanleiding gaven tot deze rede, vindt men in 't kort bij Rogge, Uittenbogaert II, 405-407, en uitvoerig bij Brandt, a.w. II, 473-499. Ik vermeld daaruit alleen het volgende. Ontevreden over de houding jegens hen aangenomen door het stadsbestuur, dat in 1615 de enige Arminiaan onder de predikanten, Goulart van de Waalsche gemeente, had laten ontslaan, poogden de aanhangers van Arminius op eigen gezag naar hun opvattingen te doen prediken. Eerst lieten zij daartoe de Waalsche aanstaande predikant Batelier in een particulier huis optreden, en daarna den 5en Februari 1617 Ds. Sopingius uit Warmond. Nu huurde men een pakhuis op de Dwarsboomsloot behorend aan Rendorp; hierover ontstond een geweldige verontwaardiging, door de Contra-Remonstranten gaande gemaakt, eerst zich uitend in pamfletten en op den 12en Februari, bij de tweede godsdienstoefening van Sopingius, in een gewelddadige verstoring, die eindigde met allerlei handtastelikheden tegen de Remonstranten op de kade. De Magistraat deed ook na afloop niets daartegen. Wel werd het gepeupel nog flink opgeruid en vandaar dat het den 19en Februari, den volgende Zondag, weer te hoop liep. In de schuur zou niet meer gepredikt worden; dus richtte men zich naar de Singel, waar verscheiden remonstrantsgezinde regeringsleden woonden en ten slotte plunderde men het huis van Rem Egbertsz. Bisschop, verwant met enige regenten en de broer van prof. Episcopius. Zijn huis werd opengebroken, alles kort en klein geslagen en de familie kon met moeite door de tuin de wijk nemen. De Schout kwam pas ter elfder ure en de Magistraat deed ook daarna niet veel tegen het volk, maar wel alles om voor goed afzonderlike vergaderingen te voorkomen.
Het zal bij de bespreking van deze maatregelen geweest zijn, dat Hooft zijn verontwaardiging heeft geuit, dus in de vergadering voorafgaande aan de resolutie van 21 Februari 1617. Hooft was ook
| |
| |
daardoor er nauw bij betrokken, omdat hij zelf in de buurt van Bisschop woonde en ook bedreigd werd; zijn schoonzoon Herman Tholings woonde naast het geplunderde huis. Mag men Brandt geloven, dan heeft Hooft zelf de Schout laten roepen (a.w. II, 489).
1. | blz. 169, 2e al. ‘Schout Haen’, d.w.z. de substituutschout Haen; hoofdschout was de op blz. 174 genoemde Willem van der Does (‘Verdoes’). |
2. | blz. 171, 1e al. Dat is de ‘Resolutie tot vrede der kerk’, cf. aant. 24, blz. 237. De resolutie, in de volgende alinea bedoeld, is die der Vroedschap van 30 Augustus 1616, bevattende een lange opsomming van alles wat de stad is aangedaan door de partij van Oldenbarnevelt, speciaal ook protesterend tegen het drukken van De Groots vertoog in de Vroedschap van 23 April 1.1. zonder consent van de stad; men heeft daarop reeds van stadswege geantwoord. Nu wordt besloten, dat de Gedeputeerden ter dagvaart zullen verzoeken om op te houden met alle moeilikheden den Gereformeerden aangedaan, om voldoening op het stuk van het drukken bovengenoemd enz. en als dit alles geweigerd wordt, dan zijn zij geautoriseerd om met de andere steden van hetzelfde gevoelen samen alles te verrichten wat nodig is voor het behoud der religie en tevens overleg te plegen met Z. Excellentie als stadhouder, hem alles te communiceren en zijn assistentie in te roepen. |
3. | blz. 173, 1e en 2e al. i.m.: ‘Defensio tractat. de diversis ministrorum gradibus, pag. 76, 77’. |
4. | blz. 174, 2e al. Deze Willem Vinck zal wel zijn de procureur Willem de Vinck, wonend ‘op de Cingel in de Cameel’ (Elias, a.w. II, 919). |
5. | blz. 174, 4e al. Mr. Volkert Overlander woonde in deze tijd op de Singel bij de Bergstraat. Hij was verwant aan Hooft (Elias, a.w. I, 274). |
| Arent Pietersz. van der Burch werd in 1618 door Maurits tot lid van de Vroedschap aangesteld. Hij woonde in ‘de Ploech’ op de Singel over de Rouaensche Kaay (Elias, a.w. I, 319). |
| |
| |
| Burgemeester Gerrit Jacob Witsen woonde in de Pfarkerck op de Singel (ibidem I, 168). |
| Rem Egbertsz. Bisschop was de zwager van de Raad Jan Philipsz. de Bisschop en regent van het Tuchthuis sedert 1609; hij was koopman en woonde op de Singel bij de Bergstraat. Zijn broer was de Remonstrantse hoogleraar Episcopius (ibidem I, 146). |
6. | blz. 175, 12e r.v.o.: achter ‘mijnen’ schijnt uitgevallen te wezen: ‘Heeren’. |
7. | blz. 176, 5e al.: d.i. Jesaja I, 21. |
8. | blz. 176, 6e al. De ‘ruytterwacht’ is de oude stadsbewaking, sinds 1578 70 man te paard sterk; de ‘ratelwacht’ was de in 1585 ingestelde nachtwacht, eerst 100 man sterk, in 1616 versterkt wegens de stadsuitbreiding (Wagenaar, Amsterdam, III, 181, 183). Het garnizoen was in 1588 van 4 op 2 compagniën, dus 2 × 200 man, teruggebracht (ibidem III, 187; evenzoo het manuscript van Mr. Gerard Schaep, III, § 14, fo. 59; Gem. Arch. A'dam). Met de schutters meent Hooft de nieuwe schutterij of burgercompagniën, waarin de drie oude waren opgegaan. Hun getal was in 1613 wegens de vergroting gebracht van 9 op 12 compagniën en werd in 1622 tot 28 vermeerderd (Wagenaar, a.w. III, 173, die uit Schaep put). |
9. | blz. 178, 1e al. 9 Januari 1617, een maand geleden, was in deze hulp toegezegd aan de Contra-remonstranten in Den Briel (vgl. aant. 38, blz. 403). |
10. | blz. 179, 2e al. Een ‘cognossement’ is een geschrift, waarin de schipper verklaart, dat hij zekere goederen heeft ontvangen om aan een aangewezen persoon af te leveren. |
11. | blz. 179, 3e al. Het Nieuwezijds-huiszittenhuis werd gebouwd op een erf aan de Prinsengracht, dat bij resolutie der Vroedschap van 12 April 1614 aan de regenten was afgestaan (Wagenaar, Amsterdam, II, 263); ‘aen de Hay’ zal wel zijn: bij 't heien. |
12. | blz. 181, 3e al. Op de Conferentie van de Staten in Den Haag in 1611 hadden de Contra-remonstranten voortdurend de wereldlike overheid als rechter in deze gewraakt en zich op een kerkelik oordeel van een synode beroepen (Rogge, Uitenbogaert, II, 78 vg.). |
| |
| |
13. | blz. 183, 2e al. Vanaf ‘Tis ons allen’ tot blz. 185 ‘Off nyet eenige...’ is later toegevoegd. |
| Keurboek H., fo. 97 verso geeft een keur, ‘gecundicht 22 Mei 1597’ en vernieuwd 8 Mei 1598, waarbij verboden wordt ‘te gaen als pinxterblom’ en ‘onnette liedekens’ te zingen, en voorts gezegd wordt: ‘Alsoo in voorgaende jaren op toecommende pinxternacht veel onstuymicheden bij der straten zijn gepleecht by den iongen gesellen, d'een d'ander met steenen werpende ende jagende, bedrijvende verscheyden onbehoirlycke manieren, zich scharrende ende schendende de boomen....’; dit alles wordt voortaan verboden. In margine wordt het een verbod tegen ‘paapsche’ gebruiken, ter gedachtenis aan de H. Geest, genoemd St. Jacob is 19 Maart, Petrus en Paulus 29 Juni -. ‘Twee schoutten’, nl. twee substituut-schouten, zoals er sinds 27 Juli 1606 waren, wegens de voorgaande vergroting; 29 Juni 1613 waren er nog 3 of 4 tot wering van ‘hoerhuysen enz.’ aangesteld, welke Hooft niet bedoelt (Resolutiën der Vroedschap in dato). |
14. | blz. 184, 1e al. Dit doelt op de vergaderingen der remonstrantsgezinde Walen ten huize van Willem Sweersen, timmerman en houtkoper op Vlooienburg, waar de student Jac. Batelier gedurende drie zondagen in Februari 1617, ‘naar men zegt’, predikte (Brandt, a.w. II, 476); 5 Februari predikte hier Sopingius van Warmond (ibidem, II, 479). |
15. | blz. 184, 3e al. De eigenaar van het pakhuis was alleen ontboden en van zijn verhuurcontract aan de Remonstranten ontslagen, nadat pas 's avonds na de plundering van die vergaderzaal de Schout de vernielers had verdreven. Inderdaad had men reeds Donderdag 16 Februari een pasquil aangeplakt tot nieuwe baldadigheid op de volgende Zondag aanhitsend (Brandt, a.w. II, 486). |
16. | blz. 187, 1e al. 23 Dec. 1616 werd op de beschrijvingsbrief voor de Staten van Holland het voorstel geplaatst tot reductie van de rente van de penning 12 of 14 tot de penning 16 (Resol. Staten van Holland, p. 232); in de daaropvolgende dagvaart (23 Febr.-21 Mei 1614) werd slechts besloten de losrenten van boven de penning 16 te reduceren tot deze rentevoet of ze af te lossen, terwijl echter den steden werd vergund lijfrenten in betaling te
|
| |
| |
| geven 5 Mei besloten de Gedeputeerde Staten tot uitvoering hiervan (ibidem, 243, 364). Bedoelt Hooft deze laatste verwisseling met die conversie in rentebrieven, waarover ik verder niets heb kunnen vinden? De kwestie der reductie van de rente was blijkbaar een ernstig punt van geschil in deze tijd, tenminste Oldenbarnevelt wordt er vrij scherp en hatelik over ondervraagd (Verhooren van Oldenbarnevelt, Berichten van het Historisch Genootschap te Utrecht, II, 2, 1849). |
17. | blz. 187, 2e al. Hierover kan ik niets vinden; in de Resolutiën der Staten van Holland wordt herhaaldelik gesproken over verhoging der convooien enz., waar Amsterdam dan steeds tegen is, maar nooit van vermindering tijdens het Bestand. Zie ook Elias, a.w. I, p. LI. |
18. | blz. 187, 4e al. Engeland, dat 600.000 pond te vorderen had, werd ‘uitgekocht’ door 't handig optreden van Oldenbarnevelt met 100.000 pond in eens en driemaal 50.000 en in Juni 1616 gingen de pandsteden aan de Staten-Generaal over (Blok, Gesch. van het Ned. Volk1, IV, 75). |
|
|