| |
| |
| |
[Deel 2]
Inleiding.
Wij bezitten in de handschriften, nagelaten door burgermeester-Cornelis Pieterszoon Hooft een buitengewoon waardevolle bron voor de kennis van het geestesleven van het einde der 16e en̄ het begin der 17e eeuw, een zó waardevolle, dat het Historisch Genootschap indertijd (het is reeds jaren geleden) dadelik gunstig beschikte op mijn voorstel om deze handschriften meer volledig uit te geven dan reeds ten dele gedaan was. Het resultaat van mijn arbeid is het hier volgende tweede deel van de Memoriën en̄ Adviezen, dat - de titel geeft het reeds aan - een aanvulling vormt van de uitgave, in 1871 door het Genootschap bezorgd. Deze aanvulling leek mij in alle opzichten gewenst en noodzakelik. In de eerste uitgave is nl. alleen een zeer klein gedeelte van de door Hooft nagelaten papieren opgenomen, eigenaardig gekozen en niet ook maar enigszins toegelicht. Reeds Mr. De Roever heeft er in Oud-Holland (1889, dl. VII, Tweeërlei regenten) op gewezen, dat de keuze in die uitgave gedaan zeer willekeurig was en hij heeft in genoemd artikel een kleine aanvulling gegeven. Maar ook daarna gaf het gepubliceerde nog een zeer eenzijdige kijk op de persoon van den burgemeester en in 't geheel geen volledig beeld van wat hij op allerlei gebied heeft geschreven en gedacht. Want alleen de politieke denkbeelden werden wat meer belicht en vooral aan zijn godsdienstige voorstellingen was al heel weinig aandacht geschonken. En van die politieke was een zeer belangrijk deel weggelaten: al wat Hooft vóór 1610 had geschreven of gesproken. Want in de Memoriën en Adviezen I (zoals voortaan de eerste uitgave zal worden aangeduid) heeft men slechts twee
handschriften afgedrukt: één folioband, waarin tamelik willekeurig verschillende afzonderlike. ver- | |
| |
handelingen waren bijeengevoegd en deze aangevuld door enkele stukken van een ander manuscript. Het eerste was toen ter tijd reeds aanwezig in de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam. Een ander belangrijk handschrift daar eveneens aanwezig werd niet afgedrukt en de vele, die zooals het Voorbericht op deel I zegt, in het bezit waren van Mr. J.A. Grothe en waartoe het andere afgedrukte handschrift behoorde, werden eveneens verwaarloosd. Van de tot uitgave gekozen verhandelingen werd bovendien nog weggelaten al wat Hooft tot staving van zijn beweringen aanvoerde. Jammer genoeg, want juist op dit punt levert zijn nalatenschap zo veel belangrijks. Het zijn optekeningen van allerlei aard, verhandelingen, redevoeringen, korte aantekeningen, excerpten enz., met een bewonderenswaardige, zij het ook vaak wat monotone en vermoeiende nauwkeurigheid gemaakt, waardoor het onschatbare voordeel wordt bereikt, dat wij eruit kunnen leren kennen, hoe een ontwikkeld en vooruitstrevend, maar niet-academies gevormd man in die tijd tot zijn denkbeelden kwam, hoe het gelezene door hem werd verwerkt, hoe hij zijn beweringen staafde, wat hij las, zoals wij het bijna nimmer van een ander weten. En deze man was invloedrijk in staat en stad; bovenal, hij was een niet zó bizonder man, dat hij in heel veel opzichten kan beschouwd worden als een specimen generis. Van het geslacht nog bovendien, dat de Republiek heeft gesticht en de grondslag legde voor de bloei der 17e eeuw, dat nog juist de eerste jaren van de opstand meeleefde en ook nog juist aan de eerste jaren van de vestiging van handel, staatsbestuur en kerk meedeed. Dit alles moet tot uiting komen in een publicatie van zijn Memoriën en
Adviezen en daarom was dus een aanvulling geboden. Richtsnoer daarbij zou zijn: in de eerste plaats moest naar volledigheid worden gestreefd in zoverre dat de godsdienstige en kerkelike denkbeelden niet minder werden weergegeven dan de politieke. Maar desondanks kon gepoogd worden de herhalingen te beperken tot het strikt nodige: ik heb getracht zoveel mogelik alles te couperen wat reeds elders bijna geheel gelijk voorkomt. In de tweede plaats moest de persoon
| |
| |
van Hooft uitkomen in zijn denkbeelden en vooral aangegeven worden, hoe hij tot zijn beschouwingen kwam en hoe hij daaraan bij verschillende gelegenheid uiting gaf. Daarom is de chronologiese volgorde gekozen en in noten of een korte inleiding telkens aangeduid, onder welke omstandigheden, met welke bedoeling en bij welke gelegenheid de verhandelingen of optekeningen zijn gemaakt. Bovendien heb ik daarbij ook niet verwaarloosd de citaten en de bewijsplaatsen, door hem zelf in de tekst opgenomen of in margine toegevoegd, zoals de eerste uitgever wel deed. Het kon echter niet de bedoeling zijn deze alle in extenso op te nemen: zij werden dus in excerpt weergegeven, uitgebreid genoeg om te begrijpen wat Hooft ermede wilde aantonen. Daarnaast verlangde het Bestuur van het Historisch Genootschap nu ook een geheel volledige uitgave van al wat Hooft heeft nagelaten, zodat ook opgenomen werd niet alleen wat in Oud-Holland door Mr. de Roever reeds was afgedrukt, maar ook wat van elders bekend is en niet onder de manuscripten wordt gevonden: een enkel stuk, dat Bor of Brandt bewaarden, of dat bij Elias, De Vroedschap van Amsterdam werd gepubliceerd.
Ter verdere inleiding behoef ik niet veel te schrijven: reeds voordat ik met de uitgave begon, heb ik studie gemaakt van Hoofts handschriften en naar aanleiding daarvan een dissertatie samengesteld, onder de titel: De levensbeschouwing van Cornelis Pieterszoon Hooft burgemeester van Amsterdam, 1547-1626 (Amsterdam, 1918). Daaraan heb ik niet veel toe te voegen en ik mag daarnaar verwijzen voor Hoofts levensbizonderheden en voor zijn denkbeelden. Ik volsta dus met een korte levensbeschrijving en een aanduiding slechts van zijn karakter.
Hooft was de derde zoon van Pieter Willemsz. Hooft, een schipper uit de Zaanstreek afkomstig, die op de Oostzee handel dreef; hij werd in 1547 te Amsterdam geboren uit Pieter Willemsz's eerste huwelik met een boerendochter uit de Wormer. Zijn vader behoorde waarschijnlik tot de Hervormden, tot wie hij zelf reeds vroeg zich aangetrokken gevoelde. Op zijn 16e jaar werd hij uitgestuurd om de praktijk van het koopmansvak te leren: hij ging varen
| |
| |
en zo had hij geen verdere gelegenheid om zich te ontwikkelen, behalve door zelfstudie. In de stad nam hij deel aan de strijd dezer jaren en moest dan ook in 1569, wegens het ondertekenen van een rekest, Amsterdam verlaten. Tot 1574 zwierf hij buitenslands, langs de Oostzee tot Koningsbergen toe, en keerde toen naar Holland terug: tot 1578 vertoefde hij o.a. in Hoorn, om pas met de Alteratie in zijn geboorteplaats voor goed weer zijn intrek te nemen. Daar heeft hij zijn bestaan gevonden in een handel in olie en graan, terwijl hij ook een haringpakkerij bezat; beide prospereerden zeer en hoewel wij niets horen van grote weelde, was hij in staat een vrij aanzienlik fortuin, o.a. een huis in de stad en een hofstede in de Purmer, aan zijn kinderen na te laten. Dat huis stond aan de Singel tussen de Roodepoortstoren en de Blauwbrug; hier woonde hij sinds 1600, daarvóór hield hij zijn verblijf op de Nieuwendijk. Reeds in 1578 was hij getrouwd met Anna Jacobsdr. Blaeu, die een grote plaats in zijn leven innam en hem in alle vrijheid volgde, al voelde zij zich meer aangetrokken tot de Doopsgezinden dan menigeen toen ter tijd goedkeurde.
Kort na de Alteratie vond hij naast de koopmanschap een tweede werkkring in zijn regentenloopbaan. Bevriend als hij was met de bewerkers der omwenteling in Amsterdam, en bovendien vermogend en ijverig, werd hij reeds in 1582 in de kring der stadsbestuurders opgenomen en hierin maakte hij schitterend carrière. In dat jaar werd hij schepen, in 1584 lid van de Vroedschap en van toen af tot 1610 heeft hij de stad herhaaldelik in de Staten van Holland vertegenwoordigd. In 1588 reeds werd hij voor het eerst burgemeester en vaak bekleedde hij sinds die tijd dit eereambt, soms als eerste burgemeester aanblijvend (in de jaren 1588, 1591, 1596 en '97, 1601 en '02, 1604 en '05, 1607 en '08 en̄ 1610); als zodanig speelde hij een niet geringe rol. Dit was reeds in Leicesters tijd gebleken, toen hij op de zwarte lijst der vijanden van de graaf stond, en reeds vroeger: nog maar schepen en nauweliks in de Vroedschap heeft hij zich ernstig verzet tegen de grafelikheid van de Prins en tegen het bondgenootschap met Frankrijk. Comparerend in de Statenvergadering werd
| |
| |
hij ook daar vaak met belangrijke opdrachten vereerd: van Mei 1599 tot 30 April 1601 was hij lid van Gecommitteerde Raden en meermalen verscheen hij in de Staten-Generaal (zijn naam wordt hier genoemd: 4 en 10 October 1596, 12-21 Juni 1597, 3 Juni-2 Augustus 1599, 6 April 1600, vrij geregeld van 30 Juli-17 Augustus 1600, weer 25 September en 2 October 1600 en nog vrij geregeld 1 Januari tot 28 Februari 1601Ga naar voetnoot1)). Bovendien werd hij verkozen tot allerlei andere ambten in het stadsbestuur: van 1589-'90 was hij thesaurier-ordinaris, in 1611 lid van de commissie voor de vergroting, in 1614 commissaris van de Wisselbank en tegelijkertijd sinds 1611 weesmeester. Deze beide laatste functies vallen in de tijd, dat zijn tegenpartij de meerderheid in de Vroedschap en in de burgemeesterskamer bezat en hij dus nog slechts in de oppositie zijn stem kon laten horen. Maar ook toen zweeg hij allerminst en bleef een belangrijk man: als eindelik bij de vergrotingsknoeierijen de partij van Oetgens zich àl te veel compromitteert, dan wordt ook Hooft met De Graeff naar den Haag gezonden om de belangen van de stad te verdedigen (1615). Maar zijn invloed is niet meer zó, dat hij in 1618 door Maurits verwijderd behoefde te worden, al behoorde hij tot de overtuigdste aanhangers van Oldenbarnevelt en was hij de enige, die ook nog in 't gezicht van de Prins zijn afkeurende mening durfde uitspreken. Zo bleef hij tot zijn dood, 1 Januari 1626, in de Vroedschap en de laatste jaren had hij gelegenheid op te merken, dat toch op den duur zijn partij de sterkste in Holland zou blijken en zijn godsdienstige overtuiging althans onder de regeringsleden die van de toekomst was. Toen echter was hij een oud man
en wellicht dateren uit die jaren na 1619 nog enkele geheel ongedateerde optekeningen van godsdienstige aard en een enkel
excerpt, een zelfstandige verhandeling heeft hij niet meer geschreven.
Zijn denkbeelden kennen wij dus voornamelijk uit de jaren tussen 1597 en 1619; daarvóór heeft hij alleen iets
| |
| |
over de politiek opgetekend. Maar de houding, door hem aangenomen bij het begin van de opstand en in Leicesters tijd, bewijst afdoende, dat hij ook reeds toen dezelfde was als later: de humanisties getinte LibertijnGa naar voetnoot1) en aanhanger van de aristocratiese regeringsvorm met grote provinciale zelfstandigheid, alleen getemperd door het besef van saamhoorigheid, niet door het daadwerkelik bestaan van een boven de gewesten staande macht. Dit bleef hij tot het laatst toe, ondanks de verandering der tijden en dit juist is een der merkwaardigheden van zijn karakter: heel de reeks van geschriften en redevoeringen getuigt van dezelfde opvattingen; een ontwikkeling is in zijn denkbeelden bijna niet op te merken, behalve dat hij steeds meer belezen wordt en steeds meer de wijsheid der rijke ervaring krijgt. Nu geldt hier zeker het feit, dat wij hem pas leren kennen als hij 36 jaar is en eerst meer in bizonderheden na zijn 50ste. Maar toch bewijst dit ook zijn rustig en sterk karakter, dat, afkerig van alle hartstochtelikheid en niet in staat tot vervoering, zelfstandig zijn eigen weg zoekt, zich door niemand laat beheersen en toch alle eigenzinnigheid mist; integendeel hij luistert graag naar anderen en zal steeds iedereen trachten recht te doen. Besef van eigenwaarde, vrij heidsliefde en gematigdheid zijn zijn meest markante eigenschappen, die nog door zijn maatschappelike positie en politieke loopbaan werden versterkt. Vandaar dat hij de meest typiese vertegenwoordiger wordt van het regentenpatriciaat na 1578 en vóór 1620, en tevens een der waardigste uit die rij.
Godsdienstig is hij een leerling van Erasmus meer dan van Calvijn: dogma en sacrament zijn hem beide onverschillig in hoge mate tegenover de persoonlike verhouding van de mens tot God: het goede leven gaat hem in alles boven de leer. Deze verhouding is bij hem geen buitengewoon innige, maar toch wel een waarvan hij zich voortdurend bewust is, ook omdat hij zich een nog tamelik simplistiese en personlike voorstelling maakt van God. Theologies heeft hij sterk de invloed van Calvijn, zowel
| |
| |
als van Melanchthon, Bucerus en Acontius ondergaan en daardoor is hij nauw verwant met de Remonstranten, al rekent hij zich zelf nooit daartoe. Trouwens elke verdeling der Christenen is hem een gruwel en nimmer principieel te verdedigen: het allen verbindende alleen heeft betekenis. Daarop is ook van invloed geweest zijn hartgrondige afkeer van alle clericalisme: hij bestrijdt de pauselike macht, maar even fel de arrogantie der predikanten en hun streven naar politieke macht, benevens de leerstelligheid der synoden. Zijn krachtig individualisme spreekt bijna op elke bladzijde van zijn notitiën. Zo staat hij dan ook, vol bewondering voor zijn talenten, aan de zijde van de Landsadvocaat in diens strijd tegen de theocratie, die zijn tegenstanders willen. Afkeer van alle kettervervolging - een aanmatiging van de waanwijze mens, volgens Hooft - versterkt hem hierin nog; zijn zucht de politieke macht van de regering te handhaven is hem een nieuwe beweegreden daartoe. Want hij acht de aristocratiese regering in zijn Hollandse vorm de allerbeste, met haar drie kenmerken: geen invloed van de buiten de regeringscolleges staanden, geen persoonlike macht van één der regeeringsleden, maar het veelhoofdig gezag van allen naast elkaar, en gevormd door alleen de aanzienliken. Mits ervoor gewaakt wordt, dat eerlikheid en altruïsme bij allen heersen en geen baatzucht misbruik maakt van de geheimhouding. Daaruit volgen al zijn verdere opvattingen, zijn denkbeelden over het volk en Prins Maurits en̄ de Staten-Generaal, over de Nationale Synode en de contraremonstrantse gewesten, zijn houding in de vergrotingskwestie en bij het aanbieden van de graventitel aan Prins Willem.
De handschriften van Hooft bevinden zich allen op het ogenblik in het bezit van de Bibliotheek der Universiteit van Amsterdam en van het Gemeente-archief van die stad. Dat zijn ze niet altijd geweest. Uit het voorbericht van de eerste uitgave der Memoriën en Adviezen en uit twee artikelen in de Kronijk van het Historisch GenootschapGa naar voetnoot1)
| |
| |
blijkt, dat zij eertijds in 't bezit waren, voor het grootste deel althans, van mr. J.A. Grothe en dat in 1871 de stadsbibliotheek alleen nog maar de beide grote foliobanden bezat, gecatalogiseerd als I.C. 14 en 15 (no. 977 in de Catalogus der Handschriften II), terwijl een deel der thans ook op die bibliotheek aanwezige manuscripten noch daar zich bevonden, noch in bezit van mr. Grothe waren. Blijkens een aantekening in de handschriften zelf waren de beide genoemde foliobanden in de 18e eeuw in bezit van Huydecoper en van Van Cattenburch; volgens de genoemde Catalogus II der Univ. Bibliotheek werden zij reeds in 1779 door den bibliothecaris Verheyk gekocht (uit Huydecopers nalatenschap?). Bij de dood van mr. Grothe (1899) zijn blijkbaar zijn manuscripten deels aan de Universiteitsbibliotheek gekomen, waar zij zich nu nog bevinden. De verzameling der bibliotheek werd later nog aangevuld met een grote menigte minder belangrijke handschriften, die in Catalogus der handschriften II (1902) nog niet voorkomen, en thans gecatalogiseerd zijn onder de nos Av. 23 tot 49a.b. Reeds vóór die tijd berustte een deel der bezittingen van mr. Grothe op het Gemeente-archief, waar de portefeuille het opschrift draagt: ‘Geschenk van Mr. J.A. Grothe, Juni 1888’. Dit zijn meest alle manuscripten, die op de vergroting der stad betrekking hebben.
Onder deze handschriften op Hoofts naam komen vele voor, die niet door Hooft zelf geschreven zijn, waarvan weer een deel door hem wel werd opgesteld, verbeterd en aangevuld, een deel alleen maar door hem werd verzameld als voor hem nuttige gegevens bevattend. De voorlaatst genoemde kunnen wij natuurlik tot zijn werk rekenen en worden dan ook hier gelijk de eigenhandig geschrevene uitgegeven; de andere worden slechts in de hiervolgende lijst genoemd, maar niet afgedrukt. Op dit punt wijk ik in enkele opzichten af van de mening uitgesproken door hem, die de Catalogus der handschriften II voor de Universiteitsbibliotheek samenstelde, wat de vraag betreft: eigenhandig door Hooft geschreven of niet? Dat zal ik
| |
| |
aangeven in de volgende lijst van alle ten name van Hooft staande handschriften, met een zo volledig mogelike beschrijving, terwijl ik daarbij tevens zal vermelden, welke geheel niet van Hooft afkomstige stukken zich in die verzamelingen bevinden. De lijst bevat ook de niet in manuscript overgeleverde stukken van Hooft en is chronologies samengesteld (voor de inhoud etc. verwijs ik naar de telkens aan elke afgedrukte verhandeling voorafgaande bespreking).
1. | Kort verhael geschreven door den Heer Cornelis Pieterssoon Hooft, toen oudt-schepen ende Raedt der stadt Amsterdam, van 't geen dat syn E. (na seekere voorgaende beredinge) op den 9 Junij 1584, in den vollen Raedt bij forme van discours, op de promotie van Syne Excellentie tot Graef van 't Landt, voorgelesen hadde.
Deze redevoering komt voor bij Bor, Nederlandse oorlogen en geschiedenissen, III, ‘Bijvoegsel van Authentyke stukken... behoorende tot het tweede stuk’, gevoegd achter dl. III der uitgave van 1679, fo. 56a-57a. Afgedrukt Memoriën en Adviezen II, blz. (1) 3 - 10, met bijvoeging van de eveneens bij Bor voorkomende ‘resolutie daerop genomen’ (blz. 10). Wagenaar heeft deze stukken overgenomen in zijn Amsterdam, I, blz. 391-393. |
2. | Handel met Vranckryck. (Opschrift op de rugzijde).
Handschrift van Hooft met eigen hand geschreven; vele doorhalingen, verbeteringen en gelijktijdige toevoegingen, deels in twee kolommen, één met het oorspronkelike, één met de toegevoegde tekst; 1 dubbel folioblad, gehavend. Redevoering in de Vroedschap (?), op of kort vóór 18 September 1584, tegen de opdracht van de souvereiniteit aan Hendrik III van Frankrijk. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (11) 13-22.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 49a. |
3. | (Onderhandelingen met Frankrijk), handschrift zonder opschrift, door Hooft eigenhandig geschreven. Protest tegen het besluit van Amsterdam om zich in de onderhandelingen met Frankrijk naar de meerderheid der Statenvergadering te schikken, 1/2 fo. blad, net geschreven met een toevoeging in dezelfde hand in margine. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (22) 24-25.
|
| |
| |
|
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 49b. |
4. | Memorie op de Resolutie van den Heeren Staten van Hollandt in Aprili ao 96 genomen. Op de rug: Memorie van enige besoignen in den jaere 1596 staetsgewijse gevallen, daeronder begrepen het sommiere inhouden van de tractaten mette Maten van Franckryck ende Engelandt aengegaen (eveneens van Hooft zelf).
Handschrift door Hooft zelf geschreven, 2 dubbele folio bl., 3 1/2 pag. beschreven, met aantekeningen omtrent de inhoud der resoluties van April, Februari, Maart en Juli 1596, 't tractaat met Engeland (31 October 1596) en 't tractaat met Frankrijk, door de hertog van Bouillon en De Buzanval opgesteld. Opgesteld tot eigen memorie.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek no. Av. 43. |
5. | (Brief van 17 Januari 1597 aan Noël de Caron.)
Brief van schout, burgemeesters en schepenen van Amsterdam aan de gezant in Engeland, over de vrijlating van Nederlandse koopvaardijschepen; komt voor bij Brandt, Historie der Reformatie, I, (Amsterdam 1677), blz. 811-813. Waarschijnlik door Hooft opgesteld. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (25) 27-30. Wagenaar, Amsterdam, I, blz. 409 neemt hem over van Brandt. |
6. | Discours ao. 1597, A. (Op de rug, met Hoofts hand.)
Handschrift door Hooft zelf geschreven, 3 dubb. folio bl., 7 1/2 pag. beschreven, aaneengenaaid (door Hooft?) geen toevoegingen, slechts enkele verbeteringen.
Redevoering voor burgemeesters en schepenen, 15 October 1597, over de maatregelen tegen Goosen Vogelsang en de kerkelike censuur. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (30-34), 36-68. Enigszins verkort bij Brandt, Historie der Reformatie, I, blz. 817-824.
Universiteitsbibliotheek, no. 975 (VI, A. 264). |
7. | Discours ao. 1598 B. (Op de rugzijde door Hooft zelf; latere toevoeging: Van Goosen Vogelensangh.)
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, 2 losse dubb. folio bl.; 7 pag. net beschreven; geen toevoegingen van Hooft, in margine met 18e eeuwse hand lemmata toegevoegd.
Redevoering als boven, 29 Januari 1598, over de
|
| |
| |
| vervolging van Vogelsang en de kerkelike censuur. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen, II, blz. (30-34) 8-96; enigszins verkort bij Brandt, Historie der Reformatie, I, bl. 826-833.
Universiteitsbibliotheek, no. 975 (VI, A, 264), in één portefeuille, met voorgaande. |
[8. | Copie uyt copie onder de handt des secretarij van Staveren; het besluit der Staten van Friesland tegen de Mennonieten, 27 Mei 1598; 1 folio bl., niet van Hooft, één zijde beschreven.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A, 263a, deel uitmakend van enige andere aantekeningen omtrent kerkelike zaken (Catal. Hss. II, no. 717).] |
9. | Over de vervolging in geloofszaken. (Opschrift met 18e eeuwse hand.)
Handschrift door Hooft opgesteld en eigenhandig geschreven met van zijn hand op de 1e pag.: ‘B’; goed verzorgd, met brede marge, weinig verbeteringen, enkele toevoegingen op ingeplakte bladen, blijkbaar door Hooft reeds bijeengenaaid, later gebonden. Samengesteld deels uit de nos 6 en̄ 7; 68 folio bladzijden genummerd, met afzonderlik blanco schutblad, opgesteld 1598-1600, waarschijnlik later geheel overgeschreven door Hooft. Verhandeling over verdraagzaamheid. Afgedrukt, voor zover afwijkend van de nos 6 en 7: Memoriën en Adviezen II, blz. (34-36) 96-204. (Bijlagen I-XVI.)
Universiteitsbibliotheek no. 617, II, C. 25. |
10. | Sommiere poincten van den aenclacht op den 5en Junij ao. 1600 stylo Angliae tegen den Grave van Essex van wegen haere Mat. van Engelandt gedaen. Geextraheert uyt een copie van des Heeren Noel de Carons brief aen den Heeren Staten Generael uyt Engelandt geschreven van den 9en Juny voorseyt.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, 1 dubb. folio blad, 2 pag. net beschreven, op de rug het eerste deel van het opschrift door Hooft herhaald.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 41. |
11. | Sommier van den Staet van Oirloge voor den jare 1601; Sommiere Memorie van den Staet van Oirloge tot laste van Hollandt ende Westvrieslandt, geraemt in Octobri 1601 ende
|
| |
| |
| Augusto 1602. Mitsgaders d'incomsten van den zelven Lande.
Handschrift door Hooft zelf geschreven; 2 dubb. folio bladen, later geplakt in de folioband no. 977 (I, C. 14, cf. no, 34); 2 pag. beschreven.
Aantekeningen van Hooft over de begroting van oorlog, gemaakt in de Statenvergadering of de Gecommitteerde Raden van Holland; zijn afgedrukt: Bijdragen en Mededeelingen van het Historisch Genootschap, XLVI, (1925). |
12. | Memorie van de breede van de nieuwe stadt aen de nieuwe zijde. (Opschrift van Hooft.)
Van de ongelyckheydt int beneficeren van de Oude ende Nieuwe zijde deser stede. (Op de rugzijde door Hooft geschreven en door andere hand herhaald.)
Handschrift door Hooft zelf geschreven, tamelik slordige optekeningen van gegevens voor een redevoering in de Vroedschap (of commissievergadering?), waarschijnlik uit 1605, kort vóór of in Mei; 1 dubb. fol. bl., 2 pag, beschreven, de eerste in twee kolommen verdeeld, in de 2e kolom ‘Verder Consideratiën’; op los blad is het eerste deel nog eens door Hooft herhaald. Blijkens aantekening van mr. De Roever door hem gedateerd op 1609. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (360, 364) 366-370.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
13. | (Het verhandelde in de Vroedschap van 20 Mei en 4 Juni 1605.)
Korte aantekening van Hooft omtrent het verhandelde in de Vroedschap over de vergroting der stad en de verplaatsing der neringen; het handschrift was vroeger aanwezig in het Gemeente-archief, lade H. 14a, getiteld: Cort verhael dienende tot debath van ons gemeene buyren, wonende op de Amsteldyck van de onwaerheden, die ons werden naegegeven, van eenige onse medeburgers, om ons te suspecteren by de Ed. H. Burgermeesteren ende Raden deser Stede. Met aant. van C. Pzn. Hooft, 1605. Deze aantekeningen van Hooft nam Dr. Elias indertijd over en publiceerde ze in extenso in de inleiding op De Vroedschap van Amsterdam, I, p. LX en LXI; daarnaar worden zij afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (360, 364-366) 370-372. (Vgl. ook Dr. Joh. E. Elias, Geschiedenis van het Amsterdamsche
|
| |
| |
| Regentenpatriciaat, Den Haag 1923, blz. 61; dit werk verscheen, toen de Memoriën en Adviezen II reeds ter perse gingen.) |
14. | Redenen van beswaer op de cortinge van de rentten om dyen tot behoef vandt gemeene landt te laten comen.
Handschrift door Hooft zelf, blijkens de aantekening op de rug: ‘by mijn gestelt in Augusto 1605’, net en zeer klein geschreven, 1 dubb. folio bl., 1 pag. geheel, 1 deels beschreven.
Redevoering in de Vroedschap.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (204)-211; vroeger afgedrukt, maar niet volstrekt correct, bij Dr. Van Ravesteyn Jr., Onderzoekingen over de economische en sociale ontwikkeling van Amsterdam gedurende de 16e en het eerste kwart der 17e eeuw, Amsterdam 1906, blz. 268-71.
Universiteitsbibliotheek, no. 976 (VI, A. 265). |
[15. | Memorie van de huijsen ende woeningen staende buyten deser stede, opgeteeckent den 24 Junij 1609.
Handschrift niet van Hooft, 1 half folio blad, één kant beschreven; bevat de plaats en de aantallen van huizen buiten de verschillende poorten. Niet afgedrukt (cf. Memoriën en Adviezen II, blz. 360, noot 1).
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888.] |
[16. | Copye van het Octroy van de Heeren Staten van Hollandt met deser stede .... 7 Augusto 1609.
Handschrift niet van Hooft, 2 dubb. fol. bl., 4 1/2 pag. beschreven. Octrooi van de Staten voor de uitleg.
Niet afgedrukt.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888.
Hierbij is gevoegd, met dezelfde hand geschreven: Extract uyttet Resolutieboeck der stadt Amsteredam; 1 folio bladzijde, bevat de resolutie van 4 Juli 1611, getekend: ‘de Haen’.] |
17. | ao 1609, 17, 7bis.
Handschrift van Hooft, door hem zelf geschreven, losse kladaantekeningen, 1 dubbel folio bl., 1/2 pag. in 2 kol. beschreven, op de rug: Adolphus ende Hillenius, Kerckelycke zaecken (van Hooft zelf) en met andere hand: 1609.
Aantekeningen over het Alkmaarse kerkgeschil. Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (211) 214.
|
| |
[pagina XVIII]
[p. XVIII] | |
|
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263b. |
[18. | Exemplum Epistolae theologorum Academiae Heidelbergensis. (Op de rug door Hooft; met latere hand: Iudicium super Conradi Vorstii libro de Deo etc. 26 Aug. 1610). Copie door Hooft geschreven van een brief van de faculteit der theologie der Heidelb. academie, zonder opschrift; 1 folioblad, 1 pag. beschreven.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263c.] |
19. | Bedenckinge op de vrage den 26en en 28en Februarij ao1611 by den Heeren Burgermeesteren ter vergaderinge van de Heeren XXXVI Raden deser stede voorgestelt, inhoudende off yemandt weet ofte bevonden heeft, dat onse Predicanten naede Regieringe staen?
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven; net schrift zonder toevoegingen; 4 folio bladzijden, op 5 dubb. fol. bladen, vroeger (?) bijeengenaaid.
Redevoering in de Raad, omgewerkt tussen 1613 en 1617.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (214)-228.
Universiteitsbibliotheek (met no. 64 één geheel vormend, hoewel niet aaneengenaaid), no. Av. 25b.
Hierin ook: Copie van twee latijnsche brieven bij D. Johannes Kuchlinum uyt Leyden aen den burgermeester Claes Franssz geschreven, over de benoeming van Lantsbergen in Amsterdam; gedateerd 14 en 15 October 1597.
Handschrift van Hooft zelf, 1 folio bladzijde.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. 228-230.
Bevat ook: Copie van eenen brief van den Agent Damman uyt Schotlandt en Andere copie van een brief van den voorseyden Agent Damman.
Handschrift van Hooft, 2 folio bladzijden, over de gebeurtenissen in Schotland, gedateerd 22 Maart en 17 Juli 1597.
Niet afgedrukt; komen voor (bijna geheel als Hooft ze geeft): Epistolae ecclesiasticae et theologicae.... Amsterdami... M.D.C.L.X. blz. 49 en 52, cf. Memoriën en Adviezen II, blz. 76, noot 4. |
[20. | Ordre der Heeren Staten op de Conferentie tusschen de Remonstranten ende contra, 20 Mey 1611 (met 18e eeuwse hand op de rug).
|
| |
| |
|
Handschrift niet van Hooft; 1 dubbel folio blad, één pag. beschreven.
Over de Conferentie in Den Haag, Mei 1611.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263d.] |
[21. | Conferentie tusschen Remonstranten en contra (op de rug als boven).
Handschrift niet van Hooft, 1 folio blad, 1 1/2 pag. beschreven, zelfde hand als no. 20.
Verslag van de Conferentie in Den Haag, Mei 1611.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek no. VI, A. 263e.] |
22. | Twee stuckgens van meeste consideratie (op de rugzijde door Hooft).
Handschrift door Hooft zelf geschreven, 1 folio blad, 1 pag. beschreven, met een enkele toevoeging. Redevoering in de Vroedschap kort vóór 29 Augustus 1611, over de veranderingen noodzakelik in 't octrooi voor de vergroting (no. 14).
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (361) 372-374.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe 1888. |
23. | Sommier discours op den tegenwoordigen staet van den lande ende misverstanden daerinne ontstaen. 1611.
Handschrift door Hooft zelf geschreven.
21 folio bl., waarvan beschreven 21 genummerde pag. met vele ingevoegde bladen, net geschreven, met enige doorhalingen en verbeteringen in margine.
Redevoering in de Vroedschap in 1611 (in 1612 belangrijk uitgebreid) over de kerkelike geschillen; cf. no. 19.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 1-34; (aanvullingen en aantekeningen: II, blz. 230-241).
Universiteitsbibliotheek, no. 950 (II, C. 26). |
24. | Deliberatie op de verder vergrotinge ende fortificatie van dese stadt. Anno 1612 in Aprili gevallen. (Op de rug door Hooft herhaald.)
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, 2 dubbel folio bladen, 2 pag. beschreven, met één toevoeging op 't andere blad; ingenaaid.
Redevoering in de raad over de vergroting.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (362) 374-381;
|
| |
| |
| vroeger afgedrukt door Mr. de Roever, Oud-Holland VII (1889), blz. 68-72.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
25. | (Aantekeningen betreffende de vergroting der stad.)
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, zonder opschrift; 1 folio blad, 1 kol. éénzijdig beschreven; losse aantekeningen voor een redevoering, 1612 na April.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (362) 381-382.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
26. | Sommiere consideratien, dye myn duncken te vallen op de disputen van de tegenwoordige vergrotinge deser stede. Gestelt den 14 Januari 1613, onder verbetering van beter gevoelen.
Handschrift van Hooft, eigenhandig, maar slordig geschreven, blijkbaar 't klad van het volgende stuk, waaraan slechts iets werd toegevoegd; 1 dubb. folio bl., 3 pag. beschreven.
Niet afgedrukt.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
27. | Sommiere consideratien enz..... onder verbetering van anderen.
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, blijkbaar net afschrift van het voorgaande; 1 dubb. Folio blad, 3 pag. beschreven, zonder doorhalingen of toevoegingen.
Redevoering over de vergroting, 14 Januari 1613.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (362), 382-389; eerder afgedrukt door Mr. De Roever, in Oud-Holland, VII (1889), blz. 73-78.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
[28. | Burgemeester Oetgens.
Handschrift niet van Hooft, omtrent Oetgens' bezit en vorderingen; 2 dubb. fol. bl., 2 pag. beschreven.
Niet afgedrukt.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888.] |
29 | Vercochte erven op Marcken.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, 1 dubb. fo. blad, 1 1/2 pag. beschreven, met achterop een aantekening van Hooft, die afgedrukt werd: Memoriën en Adviezen II, blz. 364, noot 1.
Verder niet afgedrukt.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
| |
| |
[30. | Opgave van erven.
Handschrift niet door Hooft geschreven, 1 half 4o blaadje, bevat een reeks cijfers met er boven: ‘No., Lanck, Breedt’.
Niet afgedrukt.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888.] |
[31. | (Aantekening omtrent enige erven.)
Handschrift niet van Hooft, 1 fol. blad, 1 pag. beschreven; bevat de afmetingen van verschillende erven; Mr. De Roever voegde er met potlood bij: ‘De nummers zijn(?) van kaarten der binnen de stad te trekken gronden’.
Niet afgedrukt.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888.] |
32. | (Fragment van een gedicht, 1613.)
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, 1 folio blad proza en daaronder vijf dichtregels, niet van Hooft, maar van zijn zoon, P.C. Hooft (cf. R.W.P. de Vries, Blijde inkomsten van vorstelijke personen, A'dam 1879, p. 3).
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 33. |
33. | Memorie. (1613).
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, 1 folio bladzijde, net geschreven.
Aantekening omtrent twee predikaties, 13 November 1613 gehouden.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (394)-397.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 25b (achterin no. 19). |
34. | Sommier Discours op den tegenwoordigen staet van den lande ende misverstanden daerinne ontstaen.
Handschrift deels door Hooft eigenhandig geschreven, deels met andere hand, maar door hem verbeterd en van allerlei toevoegingen voorzien, verdeeld in 5 hoofdstukken. Het geheel is later (? cf. no. 35) gebonden. Voorin met Hoofts hand de inhoud van het Discours en met latere hand (door Van Cattenburg geschreven?): ‘dit boeck met nog een ander geschreven door den ouden Heer Cornelis Pietersz. Hooft, komt in eigendom aan Ad. van Cattenburch, S.S. Th. Prof. inter Remonstr.s 1720’, daaronder: ‘nu aan B. Huydecoper 1737’, (vgl. no. 40); op een schutblad met latere hand de inhoud van de beide banden, met een verwijzing naar Brandt, Historie der Reformatie en naar
|
| |
| |
| Scheltema, Redevoering over de brieven van Pieter Corneliszoon Hooft, Amsterdam 1807. De hoofdstukken zijn afzonderlik, blijkbaar door Hooft, genummerd; het 1e door Hooft zelf geschreven, bevat 7 genummerde bladz. met ingeplakt evenveel deels beschreven bladen; het 2e is door een ander geschreven, wel door Hooft opgesteld, 8 genummerde bladzijden; het 3e idem, 16 genummerde bladzijden; het 4e is wellicht door Hooft, maar met iets andere hand geschreven, door hem met gewone hand verbeterd, 12 genummerde bladzijden en̄ ongenummerde ingevoegde bladen; het 5e van andere hand, omvat 37 genummerde en̄ vele ongenummerde bladzijden; het geheel bavat 81 folio bladen, waaronder vele blanco bladzijden. Achterin de staten van oorlog, cf. no. 11.
Grotendeels afgedrukt: Memoriën en̄ Adviezen II, blz. (256) 257-356.
Universiteitsbibliotheek, 977, 1e deel (I, C. 14). |
35. | Register ende aenwysinge op de vijf capittelen van de kerckelycke zaecken dye ick als in een boeck by den anderen mene te laten binden.
Handschrift door Hooft zelf geschreven, zeer beschadigd aan de rand, 9 losse folio bladen, aan beide zijden met twee kolommen beschreven. Register op no. 34.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek no. Av. 26. |
[36. | Ouverture, pour travailler à l'union des Eglises Chrestiennes et appaiser les differens qui sont desia nez ou qui pourront naistre à l'advenir.
Handschrift niet van Hooft, maar voorzien van deze aantekening op de rug, door hem zelf geschreven: Ouverture pour travailler a lunion des Eglises anni 1614; 1 dubb. folio blad, 3 pag. beschreven, cf. Brandt, Hist. der Ref. II, 255.
Niet afgedrukt, cf. Memoriën en̄ Adviezen II, blz. 321, noot 1.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263ƒ.] |
37. | (Redevoering naar aanleiding. van gevraagde steun aan de contra-remonstranten elders. Januari 1615.)
Deel van een redevoering voorkomend bij Brandt, Hist. der Reformatie, II, 247, die haar ontleende aan Hoofts
|
| |
[pagina XXIII]
[p. XXIII] | |
| papieren, die hij telkens raadpleegde, al vermeldt hij 't er deze keer niet bij. Wagenaar, Amsterdam I, 142 neemt het stuk van Brandt over.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (357) 358-359. |
38. | Copie van de Requeste van Stadts wegen in Septembris ao 1615 aen heeren Staten van Hollandt overgelevert op de differenten metten burgemeesteren Cromhoudt ende Oetgens cum socys ontstaen.
Copie door Hooft eigenhandig geschreven van de brief aan de Staten van Holland (cf. Memoriën en Adviezen II, 363); 1 dubbel folio blad, 1 3/4 pag. beschreven, net schrift met enkele aantekening in marg.; opschrift op de rug van Hooft zelf.
Niet afgedrukt, wel reeds bij De Roever, Oud-Holland VII, (1889), p. 82-86.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
39. | (Redevoering van September 1615.)
Handschrift door Hooft zelf geschreven, zonder opschrift en datering, 1 folio blad, 3/4 pag. beschreven; aantekening over en redevoering met vele verbeteringen.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (362) 390-392.
Gemeente-archief: portefeuille Grothe, 1888. |
40. | Sommier discours op de laetste vergrotinge van de Stadt van date den 7en Decembris ao 1615.
Handschrift als ‘no. 1’ voorkomend in de reeds in Hoofts tijd (?) bijeengebonden grote folio band, die behoorde bij de onder no. 34 genoemde band. Het meeste is door Hooft zelf geschreven, evenals de inhoudsopgave voorin. Voorin staat met latere hand: ‘Dit boeck en nog een in fol. geschreven door den ouden Burgemeester Cornelis Pieterszn. Hooft, vader van den Drost P.C. Hooft Drosaart etc. behoort in eigendom aen A. van Cattenburch. S.S. Th. professor inter Remonstrantes anno 1720.’ Daaronder: ‘1739. Nu aan Huydecoper 1737.’ Het bestaat uit aaneengenaaide caterns, samen 167 folio bladen, reeds dadelik doorlopend genummerd door Hooft (?), evenals de opschriften en nummering der afzonderlike verhandelingen.
Het ‘Sommier discours’ is niet door Hooft zelf geschreven, wel door hem van opschrift voorzien; 5 1/2 pag. beschreven.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 101-126; aan- |
| |
| |
| tekeningen en aanvullingen: Memoriën en Adviezen II, blz. (363) 392-394.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, 2e deel (I, C. 15), fo. 2-6. |
41. | Bedenckinge op de Kerckelycke geschillen ao 1616.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, net, maar met vele toevoegingen en enige doorhalingen, later genummerd, thans gebonden met de nos 42 en 43, samen één geheel vormend; dit deel 15 folio bladen, waartussen ingevoegde.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 34-93, aantekeningen en aanvullingen: II, blz. (397) 398 - 406.
Universiteitsbibliotheek, no. 616 (II, C. 28). |
42. | Tegenstelling van de regieringe van den landen ende steden tegen de Regieringe van de kercken.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, net, zonder toevoegingen, 1 folio bladzijde. Zie no. 41, waarmee het één geheel vormt, evenals met het volgende.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 94-97; aantekeningen: Memoriën en Adviezen II, blz. 407. |
43. | Exemplen van eenige hoge overheyden dye haer autoriteyt hebben gebruyckt in kerckelycke zaecken.
Handschrift van Hooft zelf, cf. no. 41 en 42; 1 folio bladzijde.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 97-101; aantekening: Memoriën en Adviezen II, 407.
Deze beide staan ook in no. 34, geschreven met de andere hand, die daar meer in copieerde. |
44. | Redenen waeromme ick van overlange gemydet hebbe myn in de Gemeente van de kercke deser stede te begeven.
Handschrift, niet door Hooft eigenhandig geschreven of verbeterd, opschrift wel van Hooft, 6 folio bladzijden, netjes geschreven, ‘no. 2’ van de band.
Verhandeling over de kerkelike geschillen.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 126-141; aantekeningen en aanvullingen: II, 407-408.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 14-16b. |
45. | Op de troublen ende beroerte in Februario ao 1617 binnen Amsterdam gevallen.
Handschrift, niet door Hooft, maar met dezelfde hand als 't voorgaande geschreven; opschrift (tweemaal) van Hooft
|
| |
| |
| zelf, evenals enkele verbeteringen, 8 folio bladzijden, net geschreven met toevoegingen, ook op een ingeplakt blad; ‘no. 6’ van de band.
Redevoering in de Raad, uitgewerkt, 1617.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 167-191; aantekeningen: II, blz. 408 - 413.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 64-69. |
46. | Discours van den 16en Augusti 1617.
Handschrift niet door Hooft zelf geschreven, wel 't opschrift, evenals dat op de blanco eerste bladzijde (cf. Memoriën en Adviezen I, 191); net geschreven, met enkele verbeteringen van Hooft, 5 1/2 folio bladzijde, ‘no. 7’ van de band.
Redevoering in de Vroedschap, 1617.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 191-204; aantekeningen: II, blz. 413-415.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 74-76b. |
47. | 24 Augusti anno 1617.
Handschrift met dezelfde hand als 't voorgaande, opschrift van Hooft, evenals op de eerste (blanco) bladzijde: ‘Augustinus Confessionum, lib. 8, tomo 1, Lib. mei fo. 31, Literae E. Surgunt indocti et caelum capiunt, et nos cum doctrinis nostris, sine corde, ecce ubi volutamur in carne et sanguine’; 10 folio bladzijden, net geschreven, ‘no. 8’ van de band.
Redevoering in de Vroedschap, 1617.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 205-235; aanteekeningen: II, 413-416.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 78-81b. |
48. | Bedenckinge op het veranderen van de regieringe ofte aennemen van een prince.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, met vele doorhalingen en toevoegingen, ook op een ingeplakt blad, 5 folio bladzijden, ‘no. 5’ van de band.
Verhandeling over de verhouding van Kerk en Staat, 1617.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 154-166; aantekeningen: II, blz. 416-419.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 60-61b. |
49. | Proceduren van de stadt Amsterdam.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, evenals het opschrift en het opschrift boven de eerste pagina (cf. Memoriën en Adviezen I, 142), net geschreven, maar met
|
| |
| |
| vele toevoegingen, op ingeplakte bladen; 21 folio bladzijden met vele blanco bladen, waarop de toevoegingen; ‘no. 3’ van de band.
Verhandeling over de houding van Amsterdam in de geschillen, 1617.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 142-153; aantekeningen en aanvullingen: II, blz. 419-426.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 22-39b. |
50 | Extracten uijt velen anderen articulen van de vermaertste Oudtvaderen dewelcke van den tydt der Apostelen hebben gelicht tot op den tydt vandt Concilium Nicenum, twelck omtrent den jare des Heren Christi 328 is gehouden ende zyn getrocken uyt het eerste deel van de vyer stucken dye Abrahamus Scultetus Silesier tot Heydelberch heeft uytgegeven in latijn, Medulla theologiae Patrum genaemt, uijt de vierde editie ao 1613 tot Amberch gedruckt.
Handschrift van Hooft, eigenhandig vlug geschreven, met vele toevoegingen, een enkel maal op een ingeplakt blad, 6 folio bladzijden.
Excerpten uit deze Medulla, met enkele korte opmerkingen van Hooft, die ook elders voorkomen; ‘no. 4’ van de band.
Ongedateerd, maar blijkbaar behorend bij no. 49.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 40 - 42. |
51. | Consideratien op de tegenwoordige regieringe der stadt Amsterdam, ao 1617.
Handschrift niet door Hooft(?) geschreven, wel het opschrift op de rugzijde (gelijk aan het bovenschrift met toevoeging van ‘Sommiere’) en de laatste 14 regels; 1 dubb. fol. blad, 1 1/2 pag. beschreven, gehavend en reeds door Hooft door opplakking hersteld (vandaar de toevoeging door hem zelf aan 't einde?).
Verhandeling over de hangende geschillen.
Niet afgedrukt, cf. Memoriën en Adviezen II, blz. 422 vg.
Universiteitsbiblotheek, no. 978 (VI, A. 266). |
52. | 8 Januarij ao 1618: Bedenckinge.
Handschrift deels niet door Hooft zelf geschreven, wel het opschrift en de beide laatste pagina's: Hooft zette de copie blijkbaar zelf voort; 3 1/2 folio bladzijde, weinig doorhalingen; ‘no, 9’ van de band
|
| |
[pagina XXVII]
[p. XXVII] | |
|
Redevoering in de raad.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 235-246; aantekeningen: II, blz. 427.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 88 (+1 in geplakt folio blad). |
53. | Consideratien gestelt den 20en Aprilis ao 1618.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, met vele toevoegingen en doorhalingen; 2 1/2 folio bladzijden; ‘no. 10’ van de band.
Redevoering in de Vroedschap over de geschillen.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 246-254; aantekeningen: II, blz. 428.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 90-91. |
54. | Consideratien vallende op dautoriteyt van den Heeren Staten van Hollant ende Westvrieslandt.
Handschrift van Hooft, eigenhandig, net geschreven, geen doorhalingen, 1 folio blad, 1/2 pag. beschreven; opschrift in 18e eeuwse hand op de rug herhaald; enigszins beschadigd.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (428) 429-431.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 42. |
55. | Memorie van den XVIen May 1618.
Handschrift niet door Hooft geschreven, met zeer flauwe inkt en enigszins andere hand dan van de meermalen genoemde copiist; opschrift en enkele verbeteringen en toevoegingen wel van Hooft; 26 folio bladen, om den andere beschreven (de beschrevene van dunner papier dan de ingevoegde), 6 onbeschreven; het geheel is gebonden in een stuk van een middeleeuws liederhandschrift met muziek, waarop Hooft zelf het opschrift herhaalde en daarbij: ‘no. 12’; daarna ingebonden in de grote folio band.
Redevoering in de Vroedschap.
Afgedrukt (behalve de bijbelplaatsen ‘die myn duncken te dienen tegen die hooge predestinatie van onsen tyden’): Memoriën en Adviezen I, blz. 254-296; aantekeningen: II, blz. 432-435.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 104-123. |
56. | Julius Anno 1618. Verscheyden Consideratien.
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, slordig en met zeer veel doorhalingen en vele verbeteringen,
|
| |
[pagina XXVIII]
[p. XXVIII] | |
| 10 folio bladen, met enige ingevoegde bladen. Blijkbaar het klad voor een redevoering met de latere uitwerking van deze; ‘no. 11’ in de band (er stond eerst: ‘C. no. 5’? maar dit ie doorgehaald, evenals het vroegere opschrift).
Niet afgedrukt, omdat de inhoud over de andere hss. verspreid voorkomt.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 93-100b. |
57. | Bedenckinge op de apprehensie van de Heeren Oldenbarnevelt, Hogerbeets ende Grotius.
Handschrift van Hooft, eigenhandig, net geschreven, maar met vele toevoegingen en enkele verbeteringen, deels op een overgeplakt stuk papier, 8 folio bladzijden.
Redevoering in de Raad, met latere uitwerking; ‘C. no. 13’.
Afgedrukt (behalve de lemmata): Memoriën en Adviezen I, 297-327; aantekeningen: II, blz. 435-437.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 131-137b. |
58. | Redenen by mijn verhaelt op de propositie van den doorluchtigen, hoochgeboorn Vorst ende Heere Mauritio, Prince van Orangien etc., om alhyer eenige personen van den Raedt te verwisselen ende te veranderen. Den 3en November 1618.
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, net schrift, in 't einde enigszins verbeterd met kleine toevoeging; 1 folio bladzijde van dezelfde catern als no. 57, eindigend: ‘etc’; ‘no. 14’ van de band. Optekening van het door Hooft 3 Nov. 1618 gesprokene.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 327-331; aantekeningen: II, blz. 437.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 145. |
59. | Myn bedencken is dat wy den genaemden Geestelycken ende dander geunieerde Provintien te veel autoriteyt toestaen.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, 4 folio bladzijden, net geschreven zonder verbeteringen of toevoegingen; ‘no. 15’, (eerst stond er: ‘B. no. 6’, dit werd doorgehaald) van deze band.
Redevoering, later uitgewerkt, 1618.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 333-346; aantekeningen: II, blz. 438-441.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 149-151. |
60. | De triplici controversia quae sunt inter illos qui ab illustribus Ordinibus foederatae Belgicae vocati sunt ad con- |
| |
| |
| ventum sijnodo nationali ab ijsdem. Ordinibus concessae preparandae indictum, super modo habendae ejusdem sijnodi, ut fructus inde existere posset optatus et speratus.
Handschrift door Hooft zelf geschreven, net schrift, latijn, zonder verbeteringen, 2 dubb. folio bladen, 6 pag. beschreven.
Over de regelen van de synode, niet door Hooft opgesteld.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263h (onderdeel van no. 717). |
61. | Op Lichtmis ao 1619. Naerder bedenckinge opdt naestvoorgaende (d.i. no. 59).
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, slordige aantekeningen met zeer veel verbeteringen, toevoegingen en daar weer verbeteringen in aangebracht, 5 1/2 folio bladzijden; ‘no. 16’ van de band, één catern vormend met no. 59.
Redevoering over het proces van Oldenbarnevelt.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 346-365; aantekeningen: II, blz. 438-441.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 152-155. |
62. | Consideratien gestelt op den XXVIIen Junij XVIcXIX.
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, slordig, met zeer veel verbeteringen en toevoegingen, deels later weer verbeterd, 5 folio bladzijden; ‘no. 16’ (door een latere hand genummerd: no. 17) van de band.
Redevoering, later met citaten uitgebreid.
Afgedrukt: Memoriën en Adviezen I, blz. 366-384; aantekeningen: II, blz. 441-443.
Universiteitsbibliotheek, no. 977, II, fo. 159-163b. |
63. | Sommiere consideratien op den tegenwoordigen staet van den lande 1620.
Handschrift van Hooft, eigenhandig, net geschreven, 7 dubb. 4o. obl. bladen, zeer beschadigd, enige ingevoegde bladen, 10 pag. beschreven, later gebonden.
Reeks aantekeningen over kerkelike zaken enz., bijna geheel in andere hss. voorkomend.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. 951 (IV, G. 14). |
64. | Discours van de gestaltenisse van den lande ao 1611.
|
| |
| |
|
Handschrift van Hooft, eigenhandig, net geschreven, met enkele verbeteringen en toevoegingen, twee caterns, het eerste bijeengenaaid (17e eeuw), 18 dubb. folio bladen, om den andere beschreven (toevoegingen op deze tussengevoegde bladen), 't andere los, 13 dubb. folio bladen, waarin ook voorkomt no. 19, voor de helft geheel blanco. Blijkbaar een omwerking van no. 23, waaruit vele delen woordelik zijn overgenomen, vele citaten toegevoegd, waaruit opgemaakt mag worden, dat deze omwerking veel later gebeurde.
Slechts ten dele afgedrukt: Memoriën en Adviezen II, blz. (230) 241-255.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 25a (25b). |
65. |
a. | Eenige schriftuyrplaetsen dye myn duncken te dyenen tegen de hoge predestinatie, in marg.: Predestinatie ende Algemene genade der Scrifture.
Door Hooft eigenhandig, net geschreven; 4 folio bladzijden, bevattend vele bijbelplaatsen, een kleine opmerking van Hooft en enige citaten uit Nicolai Hemmingij Opera en Zwinglij Opera.
Niet afgedrukt. |
b. | Bullingeri praedestinatie. Extract uyt Henrici Bullingeri Duytsche Decadivus ao 1611 tot Amsterdam gedruckt by Dirc Pieterssz in de Witte parsse opdt Water, uyt het eerste Sermoen van de vyerde Decade, beginnende aldaer folio 137, columna 1-2.
Door Hooft eigenhandig, net geschreven citaten en excerpten, waarbij gevoegd citaten uit Augustinus en Melanchthon, In consilijs theologicis, benevens enige bijbelplaatsen; op een nieuw blad nog een kort citaat uit Calvinus, Commentarius in primum caput ad Romanos. Daarop volgen nog weer op afzonderlike bladzijden twee stukjes, beide met 't opschrift Praedestinatie, met citaten uit Zwingli Opera en Calvini Institutio; alles bijeen 5 folio bladzijden, met 't voorgaande doorgenummerd 1-15. |
c. | Notulen op het boeck Calvinoturcismus, Authore Guilielmo Anglo.
Handschrift van Hooft, eigenhandig, slordig geschreven, met vele malen doorhalingen en toevoegingen, blijkbaar van later datum; in marg. vaak ☛ of aanstreping. Op de eerste bladzijde in 't midden een streep, met daar- |
|
| |
| |
|
| onder: ‘hyer begint beter ordre’. Citaten en excerpten uit bovengenoemd boek, met aanduiding der bladzijden. Op de laatste bladzijde: ‘by resumptie bevonden geallegeert enige plaetsen uyt Luthero, dewelcke zeer ruym spreecken van de echtscheidinge ende herhuwinge, zynde de pyne waert om met gelegentheydt nae te syen’; volgen vele plaatsen uit genoemd boek, waar hij op deze wijze ‘bij resumptie’ bevonden heeft aandacht aan te willen geven, 10 folio bladzijden. |
d. | (Citaten uit Zwingli, Melanchthon en Calvijn), zeer klein maar net geschreven, 1 folio bladzijde, met korte toevoeging van Hooft. Eigenhandig geschreven. |
e. | Ex Pauli Fagii praefatione Paraphrasi suae Chaldaicae praefixa. |
Door Hooft eigenhandig gemaakte inhoudsopgave van dit werk van Fagius en van diens Annotationes in Genesin, in Exodum, in Leviticum, Numeros en Deuteronomy, 3 1/2 folio bladzijde.
Al deze tezamen gebonden, uit 2 caterns bestaande, 34 folio bladen.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. 615 (II, C. 27). |
66. | (Citaten uit verschillende geschriften.)
Handschrift van Hooft, heel klein, tamelik net geschreven, 1 dubbel folio blad, geheel beschreven, bevat: a. ‘Volgen eenige extracten uytte praefatio Harmoniae confessionum, om daerby te mogen syen hoe verre de verclaringen ende vertoningen by haerluyden doen ter tydt aldaer gedaen, verschelen van de proceduren dye int Synode van Dordrecht zyn gehouden’, 1/2 folio bladzijde; b. ‘Ex operibus Benedicti Ariae Montani’, 1 1/2 folio bladzijde; c. Citaten met korte opmerkingen uit Beza en Calvijn, benevens enkele bijbelplaatsen.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263h. |
[67. | Notulen opdt synodale boeck van Vranckryck onder Cust. Jacob Willemsz. Hooft berustende.
Handschrift niet van Hooft, 2 folio bladen net geschreven, bevat kort de besluiten der franse synoden (cf. Memoriën en Adviezen II, blz. 259).
Niet afgedrukt.
|
| |
[pagina XXXII]
[p. XXXII] | |
|
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263i]. |
68. | In Anatomae Arianismi (opschrift niet van Hooft).
Handschrift door Hooft eigenhandig net geschreven met enkele toevoegingen; opmerkingen naar aanleiding van genoemd werk, (Molinaeus, Anatomae Arianismi, Lugd. Bat. 1619) 1 folio blad, 2 pag. beschreven.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A. 263j. |
[69. | In Anatomae Arianismi (opschrift niet van Hooft).
Handschrift niet door Hooft geschreven, met citaten zonder plaatsaanduiding, 1 folio blad, 1 pag. beschreven.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. VI, A, 263k]. |
70. | Van Goods genade ende barmharticheydt over den boedtvaerdigen; Item op tstuck van den Doop.
Handschriften van Hooft, eigenhandig, klein geschreven, 3 dubbele folio bladen, aaneengenaaid, 6 pag. beschreven. Bevat a. bijbelplaatsen, b. citaten en excerpten uit hollandse en latijnse boeken over de doop, deels met doorhalingen; hier en daar enige opmerkingen van Hooft zelf, die ook in andere handschriften voorkomen.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 28. |
71. | Van de ongestadicheydt van der wereldtlycke Regieringe.
Handschrift door Hooft eigenhandig geschreven, net en klein; op de achterzijde het opschrift met andere hand herhaald; 1 dubbel folio blad, 1 1/4 pag. beschreven. Bijbelplaetsen uit Judic, 1 Samuel, 3 en 4 Regum.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 29.
Vormen deze beide laatste met wellicht ook grote gedeelten van de nos 65 en 66 de voorbereiding voor het grote handschrift, no. 34? Grote delen hiervan althans komen in dit hs. weer terug en bijna alle citaten werden daarin weer verwerkt (cf. de volgende nummers).
|
72. | Redenen ende exemplen dye myn duncken, dat ons behoren te dienen ende te bewegen om alle scherpheydt ende dwang in religionszaecken af te leggen ende geen plaetse te geven.
Handschrift van Hooft, slordig, 7 folio bladen, waarvan de eerste alleen 't opschrift bevat; zeer beschadigd en ver- |
| |
[pagina XXXIII]
[p. XXXIII] | |
| weerd; ‘extracten’ uit allerlei schrijvers (een enkele toont, dat het zeker na de synode van Dordt is opgesteld).
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 32. |
73. | (Excerpten uit theologiese geschriften.)
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, deels net, deels met verbeteringen, 83 folio bladen, los en zeer gehavend, met enkele onbeschreven bladzijden er tussen; het geheel schijnt in 23 nummers gerangschikt, waarbij dan als no. 24 een register er op aansluit (vgl. no. 35), maar het is nu te zeer gehavend om de bedoeling te begrijpen. De eerste bladzijden zijn afgesneden van oorspronkelik geheel beschreven dubbele folio vellen en de eerste pagina bevat deze opmerking van Hooft: ‘alle de voorgaende paginae tot pagina 29 excluys hyer uytgesneden, alsoo dye elders weder ingebracht zijn ende loopt alsoo van hyer voort tot paginam 56 excluys.
Vanwaer wederom begint pagina 1 ende volcht tot pagina 15 incluys.’ Dit is echter weer doorgehaald en deze volgorde heeft het dan ook niet; de paginering is niet overal meer zichtbaar, zeker is dat de eerste pag. het nummer 29 draagt en verderop ook 58 voorkomt. Het is geheel met dezelfde hand geschreven als de nos 65a en 72 die voor vergelijking in aanmerking komen. Het bevat citaten en excerpten uit: Benedictus Arias Montanus, Zwingli, Calvijn, Junius' en Tremellius' Bijbel, Scultetus, de Harmonia Confessionum, Melanchthon, Erasmus (bij Augustinus), Lipsius, het Nieuwe Testament, Augustinus, Nic. Gregoras en Bullinger; de meeste komen ook voor in no. 34; er zijn er dan ook geen bij van boeken na 1613 uitgegeven. Opmerking verdienen de nos 16 en 23 uit deze reeks; het eerste is een vergelijking van 6 verschillende vertalingen van een plaats uit het Oude Testament (‘de Verbo Iudicandi collatio’); het andere is een vergelijking van de uitgaven van 1555 en 1611 van Bullingeri Decades.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 30. |
74. | Memoriën op Sebastiaen Francken anderde cronyck van de keysers.
|
| |
[pagina XXXIV]
[p. XXXIV] | |
|
Handschriften van Hooft zelf, groot en slordig geschreven, met vele doorhalingen en verbeteringen; 4 dubbele folio bladen, 6 pag. beschreven. Extracten uit Franck van Wordt, Chronica, tijdtboeck ende geschietbibel, z. pl. 1585, fo., waarvan het 2e boek is getitelt ‘Van de Keysers’; hierbij ook excerpten uit de andere delen van deze Chronica.
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek, no. Av. 30. |
75. | Opt werck geintituleerd oorspronck, begin ende aenvanck der Nederlandtscher oorlogen, beroerten ende burgerlycke oneenicheyden, waerachtich ende historische beschrijvinge door Peter Bor Christiaensz. notaris. Tutrecht gedruckt in den iare 1595.
Handschrift van Hooft, eigenhandig geschreven, slordig, met vele verbeteringen, vele plaatsen onderstreept en met ☛ in margine aangeduid; 1 dubbel folio blad, 3 pag. beschreven. Excerpten uit Bor, met aanduiding der bladzijden. Op de eerste bladzijde ter halver hoogte werd door Hooft later bijgeschreven: ‘Bij resumptie bevonden, dat ick hyer wadt te breedt hebbe geschreven, is abus.’
Niet afgedrukt.
Universiteitsbibliotheek no. Av. 31. |
De handschriften van Hooft zijn allen geschreven in het Goties cursiefschrift, ook die, welke Hooft niet eigenhandig schreef, maar wel verbeterde (vgl. no. 34). Zijn eigen schrift komt het meest overeen met het voorbeeld voorkomend in A. Hulshof, Deutsche und Lateinische Schrift in den Niederlanden, Bonn, 1918, blz. 39b, terwijl 't ook soms zeer dicht staat bij ibidem, blz. 47a; de andere hand, die van de copiïst, die onder Hoofts toezicht werkte, heeft het karakter van ibidem, blz. 35a.
Bij de uitgave dezer handschriften is mij van alle kanten zeer veel medewerking en voorlichting te beurt gevallen, waarvoor ik hier mijn dank openlik wil betuigen. In de eerste plaats geldt dit voor de steun, die ik ondervond van de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, die mij de manuscripten op het Gemeente-archief van Breda ter bestudering afstond en waarvan de beambten mij voortdurend hulp verleenden en inlichtingen verstrekten. Dit- | |
| |
zelfde ondervond ik van hen, die aan het archief te Amsterdam verbonden zijn, van wie Dr. J.C. Breen nog recht heeft op mijn zeer bizonderen dank. Hij immers verplichtte mij door onvermoeid op al mijn, soms wat lastige, vragen een uitgebreid en zo volledig mogelik antwoord te geven. Eveneens moet hier genoemd worden Dr. J.H. Corstens, de archivaris van Breda, in wiens studeerkamer bijna alle volgende handschriften werden gecopieerd, bij wie ik altijd weer om inlichtingen kon aankloppen en met wie ik zooveel aangename uren tussen de oude folianten heb doorgebracht. Ten slotte noem ik de derde medewerker aan deze uitgave met niet minder erkentelikheid voor de zorg van het toezicht op de uitgave zelf, de vele raadgevingen en aanwijzingen en voor de vervelende arbeid van de revisie der drukproeven: Prof. Dr. H. Brugmans. Gelukkig vond ik in de noten nog hier en daar de gelegenheid enkele andere medewerkers te noemen en mijn dank voor hun steun te betuigen.
| |
Errata
Blz. 30, 8e regel v. b. te lezen in pl. van Oud-Raad: Burgemeester, Schepenen en Oud-burgemeesters.
Blz. 394. XIII: dit stuk moest volgen op no. IX.
|
-
voetnoot1)
- Deze datums komen niet voor in mijn Levensbeschouwing etc., maar werden mij welwillend verstrekt door Dr. N. Japikse.
-
voetnoot1)
- Cf. mijn artikel Humanisten en Libertijnen; Erasmus en Hooft, in het Ned. Archief voor Kerkgeschiedenis, XIV (1920).
-
voetnoot1)
- Mr. H. J. Koenen, Over de geest en strekking van het Amsterdamsch Patriciaat (a.w. XXXIII, 1867, p. 679 vgg.); en De Handschriften van C. P. Hooft, (a.w. XXXIV, 1868, p. 496), medegedeeld door Dr. W. G. Brill.
|