| |
VI.
Redenen waeromme ick van over lange gemijdet hebbe mijn in de gemeente vande kercke deser stede te begeven.
Mijn aenstoot in 't stuck vande religie selfs heeft van 't begin af een groot deel bestaen in 't stuck vande predestinatie, mette welcke ick veel jaren becommert hadde geweest. En̄ alsoo men mijn daerin nyet wilde dragen, dan onder de beloften dat ick met niemandt daervan soude mogen communiceren, heeft mijn gedocht alsulcks een grote servylheydt en̄ dienstbaerheydt te smaecken, om dewelcke t'ontgaen ick soo veel jaren lanck buyten 't slandts hadde gesworuen, en̄ ouersulcks mijn beswaert vondt sodanigen ouergifte te doen.
Maer alsoo ick mijn, insonderheydt in mijn vaderlandt, nyet gaern onder een vreemt juck wilde begeuen, alsoo
| |
| |
ick daervan exempelen hoorde en̄ sach van eenige mijne bekenden, soo heeft mijn meeste aenstoot doorgaens gelegen geweest in de beleyders en̄ int beleydt selve vande saecken der religie, doordyen mijn docht dat hetselfde qualick mocht bestaen, als streckende tot al te groten verkleyninge van d'autoriteyt publyck, gelijck men naderhandt hoe langer hoe meer heeft bevonden.
Wij weten dat Moses onder Goods volck, nyet alleen geen vreemdelingen plaets heeft ingeruymt in 't slandts regieringe, maer dat hij ouer elck geslacht int p̄ticulier heeft gestelt hoofden, dye uyt de respectiue stammen waren geboren.
Ja dat hij tvolck heeft geboden geen anderen Coninck te kiesen, dan uyt haren broederen; ende soo veel de kerckelijcke bedieninge aengaet, is ons mede bekent dat, alhoewel Godt de Heere den Leviten voor allen anderen stammen tot sijnen dienst hadde uytvercoren, soo heeft hij nochtans tselfde geslachte int algemeen uytter erffenisse vandt landt Canaan uytgesloten; in voegen dat sij daerin den vreemdelingen genoch gelijck geacht sijn geweest, en̄ dat henluyden ouersulcks andere middelen van woonplaetsen en̄ verder onderhout waren geordonneert. Wij bevinden oock, hoe sorchfuldich dat onse voorouderen sijn geweest om vanden Princen vanden landen te obtineren priuilegien, bij dewelcke alle vreemdelingen uytte regieringe souden mogen werden geweert; sulcks, dat oock een vande voorneemste oorsaecken vanden affval van Spangien is geweest, dat men de nieuwe uytheemsche bisschoppen alomme poochde inde regieringe te doen invoeren.
Ende daerom heeft mijn van aenbegin vande reductie deser stede seer mishaecht, dat mijn heeren hebben gedoocht, dat onse geestelijcken soo seer hebben geijvert, en̄ oock te wege gebracht hebben, om allesins en̄ insonderheydt in kerckelijcke saecken, tot kleynachtinge vanden ingeboornen, den uytheemschen in de regieringe in te
| |
| |
voeren soo veel sij immers konnen, sonder aenschouw te nemen op de redenen voorn verhaelt; insonderheydt dewijle het alle man bekent is hoeveel onheyls de geestelijcken tot allen tijden hebben te wege gebracht.
Hoe schrickelijcken moordt heeft Leui selfs met sijnen broeder Simeon aen dyen van Sichem begaen.
Wadt hebben sij Mosi meer ander moeyten gemaeckt? waerouer hij oock seyde: ‘ghij maeckt het te veel ghij kinderen Leui!’ Was thuys nyet fray bewaert in dyen corten tijdt van Mosis absentie, dat Aaron de hogenpriester selfs het kalf oprechte en̄ sijne sonen, Nadab en̄ Abichu, vreemt vuyr voor den Heere offerende, door tvuyr vanden Heere wierden verteert.
Alsoo droeuich ist oock toegegaen met dyen uytvercoren Heli, doordyen hij haest achteruyt slaende, sijne sonen, dye bose boeven waren, grote moetwille, ouerdaedt en̄ onkuysheydt bedreuen, nyet behoorlijck bestrafte.
Nae desen is Samuel gevolcht, die sijn sonen tot rechters stelde, dewelcke haer tot giericheyt neychden, geschencken namen en̄ het recht buychden.
Den kap, seyt men, maeckt den monnick nyet; wadt isser ten tijden vanden Machabeen een hope snode boeuen onder dat geestelijck volck geweest, ende als men compt totten tijden des Heeren Christi, met hoe groten onbeschaemptheyt hebben degene dye Goodts kercke representeerden, tegen den Heere selfs geprocedeert.
Hoe groten gebreck van eygen liefde en̄ begeerte van hoocheydt isser int eerst bij den Apostelen des Heren selfs geweest, om te mogen weten wye de grootste soude wesen int rijcke der hemelen, - om d'een ter rechter en̄ dander ter slincker handt te mogen sitten, - om tvuyr vanden hemel te doen comen.
Jae dat de broeders des Heeren hem self rieden, dat hij in Judeam soude gaen, om sijn wercken aldaer bekent te maecken, daeruyt sij mede eere schenen te soecken.
| |
| |
Item, dat de discipulen Johannis schenen jalours te wesen dat de Heere Christus meer toeloop hadde als haeren meester Johannes.
Ende om cort te maecken, hoe droeuich ist oock met dye soorte van menschen toegegaen, stracks nae het begin der Reformatie, nyettegenstaende sij noch dagelijcks het swaert van vervolginge als bouen haer hooft sagen hangen, elckander scheldende en̄ lasterende, als hadden sij de snootste hoeren en̄ boeuen geweest, 'twelck wel haest int brede aengewesen soude konnen werden.
Ick wil den goeden en̄ vromen nyet te nae spreecken, Godt kent den sijnen, maer hoe beklaechlick het oock tot onsen tijden toegaet onder den genen dye het sout der aerden en̄ het licht des wereldts souden wesen, syet men leyder dagelijcks al te veel, soo datten vrede geheel schijndt vander aerden wechgenomen te wesen door dengeenen dye se behoirden te bevoirderen; jae men schijnt sijn werck daervan te maecken om oueral te mogen heerschen.
Dye sijnen hogeren en̄ meerderen wetten wil voorschriuen, die behoort immers ten minsten deselue onderworpen te wesen. Kerckelijcke p̄sonen sustineren, dat de resolutien vanden Staten geen resolutien mogen strecken, tensij datse bij volcomen eenstemmicheydt sijn genomen, twelck mijn dunckt een seer bedenckelijcke saecke te wesen: wandt op dyen voet souden mogen werden gecontrouerseert alles wadt bij eenige collegien, polityck, geestelijck, ofte vander justitie, hoge ofte lage, bij meerderheydt van stemmen soude mogen wesen uytgesproocken, en̄ ouersulcks veel quaetdoenders qualick wesen geexecuteert. Oock veel concilien en̄ minder kerckelijcke besluyten moesten werden verwurpen, waervan geen uytcoomst te vinden soude wesen, hoewel d'onsen alhyer wel weten hoe het in sulcken gevalle met haere dagelijcksche, als oock haere voorgaende, besoignen soude staen.
Alsoo dwalen wij oock seer in andere saecken, als wij dagelicks oudt nieuw en̄ nieuw oudt noemen.
| |
| |
Caluinus heeft dye hoge predestinatie in den jare 1552 binnen Geneue eerst ingevoert, nyet sonder groot tegenspreecken van anderen, gelijck hij oock bij Melanthon al in tselfde jaer beschuldicht werde, dat hij een fatum stoicum daervan maeckte, en̄ Bullingerus mede al recht vóór ofte omtrent dyen selfden tijdt sijne Decades hadde geschreven, bij dewelcke hij dye saecke heel anders, ofte immers veel matiger, heeft gehandelt, gelijck men wel van anderen meer bevindt, dewelcke dyennyettegenstaende met Caluino grote vrundtschap hebben gehouden.
Op gelijcke maniere werden mijn heeren geabuseert als sij menen en̄ oock verclaren, dat alle de gereformeerde kercken eene selue confessie souden hebben, en̄ dat daerom dese landen alleen nyet toe en staet eenige veranderinge daerin te maecken.
De Harmonia Confessionum wijst er elf aen, dye elck haer besondere confessien hebben, en̄ onder denselven alleen vyer, dye vande predestinatie handelen, als twee Switsersche, een Fransche en̄ een Nederlandtsche.
Soude dan den christelijcken aerdt nyet mogen lijden, dat men in dusdanigen volckrijcken landt, en̄ insonderheydt in dusdanigen stadt, dye van soo veelderley soorten van menschen bestaet, het Euangelyssche net wadt breder uytwurp, om de goede luyden nyet uyt te sluyten om de verscheydenheydt van gevoelen in sodanige ofte ander dyergelijcke saecken, en̄ dat men bij middel van dyen te beter tot helinge van dese smarte soude mogen comen.
Alle saecken, dye gedurich en̄ bestandich sullen wesen, moeten met goede reden en̄ bescheydentheydt gehandelt werden.
Bij een schipper van een groot schip werdt veel meer ervarentheydt en̄ bescheydentheydt vereyscht, als bij een schipper van een mosselschuyt of dyergelijcke.
De stadt van Geneue verstae ick nyet groot, nochte d'inwoonderen van dyen doorgaens van geen sonderling
| |
| |
vermogen te wesen, maer veelal van voorvluchtigen van ander lauden, ofte derselver naecomelingen, en̄ ouersulcks van luyden van sobere conditie te bestaen, waervan het, mijns bedunckens, vrij wadt anders is mette regieringe van sodanigen gemeente, als van dusdanigen landt, ofte van dusdanigen stadt, als Amsterdam alleen.
Dye van Geneue voorseyt hebben nochtans metter tijdt soo veel geleert, dat sij bij den Raedt selfs en̄ uyt het middel vanden raedt haere ouderlingen en̄, soo mijn dunckt, oock hare diaconen verkiesen.
Hyer ter stede ter contrarie werdense bij den kerckenraedt (veel van uytheemschen en̄ alumnen bestaende) soo wel uyt vreemden als uyt burgeren gekoren, onder denwelcken alrede soo veel banckerotten sijn gevallen, daer nochtans in den tijdt van tsestich jaren, mijns wetens, nyet een banckerot is gevallen onder allen dengeenen, dye burgerm̄r̄n selfs gewoon sijn te verkiesen totte bedieninge van alle dandere deser stede goodtshuyssen, en̄ men laet euenwel dyen vander kercke nyet alleen blijuen bij den ouden voet van sodanigen verkiesinge, maer sij trachten noch daerenbouen de kerckelijcke autoriteyt te stellen bouen de politycke.
Tot Geneue, gelijck oock in Switserlandt, soo ick mene, sijn soowel de predicanten als ouderlingen en̄ diaconen bij eede aen de steden verbonden.
Hier willense nyet alleen aen geen eedt gebonden wesen, maer pretenderen noch, dat d'electie vande Magistraet selfs nae haerluyder aduys moet werden beleydt, en̄ dattet henluyden competeert den heeren electeurs tegen d'aenstaende electie, elck int besonder van haer debuoir in dye saecke t'informeren.
Tot Geneue moeten de verschillen, in der lere vallende, bij den predicanten self ofte met behulp vanden ouderlingen werden beslecht, en̄ bij gebreecke van dyen bij den Raedt selfs ordre daerin werden gestelt; hyer ter
| |
| |
contrarye wil men d'Ouerheydt geen kennisse daerin toestaen.
Burgerm̄r̄n, Schepenen, Raden en̄ andere van onse stadts wegen reysende, mogen daervan geen betalinge krijgen dan bij declaratie en̄ ordonnantie vanden presiderenden Burgermeester, met quitantie daerop dienende.
Wadt middelen dye vander kercke daertoe gebruycken is mijn onbekent; dan behoren mijns bedunckens daerin van geen beter conditie te wesen als dye anderen, om geen generale preëminentie te statueren voor dye luyden.
De smadelijcke proproosten, die men soo lange heeft moeten horen, sijn meer als te veel: dat de Staten hebben Godt noch afgodt; - dat de Staten handelen als haer brieuen houden; - dat men der Staten actien voor tyrannie scheldet.
Ist mede nyet van seer groot bedencken, dat men hyer ter stede soo veel kerckelijcke vergaderingen uyt verscheyden prouintien, buyten kennisse vanden Staten, ja buyten kennisse van Burgerm̄r̄n selfs, heeft gehouden; en̄, dat noch een toontgen hoger loopt, dat men in den vollen Raedt hoordt voorslaen om alhyer ter stede een Synode uyt verscheyden prouintien te beschrijuen, al soudet de stadt etlijcke duysendt gulden costen.
Alsoo heeft men nyet alleen geen bedencken gemaeckt, maer oock seer geijvert, om in den jaere 1616 eenen eenigen Outburgermeester vanden Briel, uytten name van den Contraremonstranten aldaer, alhyer in den Raedt audientie te geuen, daer men nochtans onlangs te voorn, als op den 23en Aprilis desseluen jaers, in twijffel hadde gestelt of men vijff Gedeputeerden vanden Staten selfs audientie soude geuen.
Waer wil dit heen? Waerhenen willen wij ons laten leyden? Sijn dit nyet openbare proceduren om tot scheuringe en̄ separatie te comen?
Wij weten nochtans wel, dat onsen algemen en̄ en nyet
| |
| |
des eenen ofte des anderen p̄ticulieren vrjandt geen meerder dyenst soude mogen werden gedaen, en̄ dat daerom onse voorsaten, d'eerste fundateurs van onsen Staet, met alle uytterste naersticheydt tot het contrarie hebben gearbeydt om veel stucken en̄ broeken vanden landen tot één corpus te maecken.
Maer tschijnt dat ons stracks, nae de reductie deser stede vanden jare 1578, alsulcke predicanten ten dele sijn gevallen, dye voort daernae, bouen alle haere naebuyren, dye alle de hetten en̄ lasten vander oorloge hadden gedragen, hebben gearbeydt om voor teerst den Mennoniten moeyten te maecken en̄ tot dyen eynde bij den Regenten deser stede hulpe te versoecken, nyettegenstaende de wreedheydt bij d'oude Regieringe van Amsterdam, tegen sodanigen en̄ meer ander luyden gebruyckt, noch so versch voor ogen stondt.
Maer tselfde alsoo tot haer genoegen nyet wel konnende te wege brengen, hebben sij van tijdt tot tijdt gearbeydt om in dat stuck gelijckgesinde predicanten thaerder hulpe te becomen, en̄ alsoo vandt begin aen haer seluen in possessie gestelt om de nieuwe aencomende predicanten selfs te verkiesen en̄ deselfde daernae Burgemeesteren voor te dragen, dewelcke nyet gewoon sijnde haer op de conditie ofte het comportement van deselve t'informeren, daerin tenemael op het compas vanden predicanten seylen.
Dyenvolgende hebben degene, dye daerop wadt hebben willen letten, wel beuonden de menichfuldige smadelijcke en̄ lasterlijcke propoosten, die dickwils bij haerluyden, soo op de Regieringe als anders, met groter onwaerdicheydt werden uytgestort. Twelck nu soo veel jaren lanck geduyrt hebbende, sonder datter veel beterschap werdt gespeurt, is nyet sonder bedencken, datter wadt grofs achter schuylen moet, gelijck alsser oock genochsaem werdt geopenbaert. Wandt men is al voor sommige jaren soo verre gecomen, dat men hem nyet heeft ontsyen soo veel te uytteren,
| |
| |
dat men wenschte des landts Regieringe van een Republycke in een Monarchycke Regieringe te doen veranderen en̄ alle d'ingesetenen van tlandt, dye voor als noch de gereformeerde religie nyet konnen aennemen, in sulcker forme als sij dye den luyden voordragen, in eenen grade te stellen en̄ gelijcke straffe subject te maecken willen, als den Cananiteren, en̄ alle sodanige inwoonderen des landts daeruyt te verdrijuen en̄ het landt onder haer selven ten lote uyt te deylen.
Om tselfde te wege te brengen roept men om eenen Gedeon te mogen vinden, den welcken nochtans, den voet van Aarons gulden kalf volgende, uytten geroofden kleynoodien des volcks eenen gouden lijfroek maeckte en̄ tot Ophra stelde, daermede gansch Israel hoerderije bedreeff; twelck hem selven en̄ sijnen huyse tot een ergernis is geworden.
Men roept om eenen Jehu, om alle sodanige luyden te vernielen, gelijck als hij met Achab en̄ Iezabel, midtsgaders dyen van haren huyse heeft gehandelt, en̄ nochtans bij Petrus Martyr voor eenen beudel werdt gescholden, en̄ bij Caluinus nyet met allen beter werdt afgeschildert. Schijnt het sodanige predicanten nyet meer te doen te wesen om haren lust te syen aen haeren euennaesten, als om te hebben Princen, dye selfs oprecht ende godtvruchtich souden wesen.
Kan men uyt sodanige predicanten nyet verstaen tot wadt eynde hyer beroepen is een persoon dye opdt alderseerste ijvert in tstuck van veruolginge? al sonde men om soo een heerlijck werck (soo hijt noempt) uyt te voeren, alle de neringe verliesen; dye ick nochtans duchte dat hem selven wel qualick houden soude, soo hij maer sijn halue neringe, dat is sijn halve gagie soude moeten missen.
Men congratuleert en̄ instigeert de Magistraten ouer maeltijdt opdt ingaen van haren dyenst, met gedructe billetten, om den luyden met hare kinderen als pesten en̄ snode menschen te verdrijuen.
| |
| |
Men exclameert opdt seerste vanden predickstoel, om met vuyle voeten daer door te gaen, sonder nat off droge aen te syen.
Insonderheydt syet men claerlick hoe dat men nu seer onlangs bij openbaren druck, op den name en̄ onder den schijn vande kercke der Contraremonstranten, dye, men aldaer introduceert, sodanigen klachte voor den dach brengt, dattet haer nyet op deen off dander int p̄ticulier, maer op allen den genen schort, dye haer nyet totten Contraremonstranten houden en̄ haer goetwillich haere discipline in alles onderwerpen, seer uytterlick daertoe contenderende om alle deselfde en̄ voornemelick oock alle de pausgesinde ten lande uyt te drijven.
Ick weet oock seer wel, dat Dominus Beza hem wel seer vrijmoedelick heeft vertoont en̄ den gelovigen (onder den welcken hij apparentelijck nyemandt dan den sijnen begrijpt) seer grote praerogatiuen en̄ voordelen hyer op aerden toeschrijft, seggende dattet een uytnemenden troost is voor den gelouigen dat, daer ander luyden nyet dan met tyrannie en̄ rouerye de geschapene dingen genieten, den gelouigen alle dingen suyver en̄ reyn sijn door Goodts woordt en̄ den gebeden.
Strecken dese dingen nyet om den genen, dye hyer haer seluen alleen de gelouigen noemen, erfgenamen te maecken vande heele werldt en̄ van alles wadt daer in is? Alsoo hebben oock gedaen de Munstersche wederdoperen, soo veel zij konden.
Wadt ouereencoomst hebben dese dingen mette vertoningen, dye men voor tsestich ofte tseuentich jaren heeft gedaen en̄ grote schatten uytgeboden, om alleen vrijheydt des geloofs te mogen genieten en̄ onder de protexie van grote pausgesinde monarchen van Spangien ofte Franckrijck te mogen sitten; - ja met hetgene Dom. Beza ao 1573 selfs noch wenschte, dat hij metten sijnen sodanige vrijheydt hadde mogen genieten, als den Paus den Joden was
| |
| |
toelatende; twelck apparentelick is geweest den slechsten staet en̄ alderverwerpelijcksten van alle d'ander ondersaten, sonder ergens eenich gesach in de regieringe te hebben ofte te verwachten.
Als wij dusdanige saecken sustineren, geuen wij dan nyet alle de werelt rechtvaerdige oorsaeck om ons nergens yets in te ruymen, ofte eenige vrijheydt toe te laten, als denwelcken het nyet alleen daerom te doen is, maer insonderheydt omdat wij onse conscientie nyet konnen voldoen, tensij dat wij anderen uyt haer aengeerfde oude regieringe stoten en̄ selfs daerin gaen sitten, en̄ ouer alle de werldt nae onse phantasie heerschen? Mach dat voor een goede conscientie bestaen?
Geuen alle onse actien tselfde tegenwoordelijck nyet te kennen, met dye mennichfuldige lasteringen op de Regieringe deser landen, onder dewelcke immers nyemandt yedt gobreckt van volcomen vrijheydt, tensij dat men geen vrijheydt wil bekennen dan tgene bestaet in een volcomene licentie om ouer anderen te heerschen.
Hoe droeuich en̄ periculeus ist in den jare 1597 tot Edenburch, hooftstadt en̄ thoff van Schotlandt, toegegaen, datse door driuinge en̄ dwang vanden Heyligen Geest, soo sij voorgauen, de wapenen tegen haren eygen Coninck van eene selve religie aennamen, denseluen scheldende voor een apostaet en̄ inconstant; - de Coninginne Elizabeth van Engelandt voor een atheiste; - des Conincks Hoff voor een huys des duyvels. En̄ den Coninck met sijnen train nae sijn palays gaende, wierdt nae geroepen: ‘Haman! Haman!’ wesende den naem vanden grootsten vijandt van tvolck Goodts ten tijde vande Coninginne Hester. Sustinerende daerenbouen dat sij hyervan, als sijnde een kerckelijcke saecke, noch voor den Coninck, noch voor sijnen Raedt, waren justitiabel, maer soo sij haer ergens mochten hebben ontgaen, dattet de kercke toequam daervan te oordeelen. Hoe soude men een Coninck boter mogen ont- | |
| |
voochden, een Coninck segge ick, denwelcken het rijck van Engelandt selfs naderhandt noch heeft verwaerdicht tot haeren Coninc aen te nemen.
Dye voorschreuen proceduren hebben mijn van dyen tijdt aff gedocht seer exorbitant en̄ een exempel te wesen van seer groot bedencken; wandt geheel Europa is bekent wadt dye twee soo grote personagien tot voirderinge en̄ bescherminge vande gereformeerde religie hebben gedaen, en̄ hoe grote, sware en̄ mennichfuldige periculen, soo door openbare als heymelijcke aenslagen, sij daerouer hebben uytgestaen.
Hebben de kercken haer euenwel aen desen nyet laten genoegen, maer ter contrarie verstaen noch rechtvaerdige oorsaecke te hebben om hare personen en̄ regieringen soo lasterlick te schelden, en̄ daerenbouen de wapenen openbaerlick tegen haer aen te nemen, om deselue nae haer handt te stellen en̄ onder haer voochdye te brengen; - wadt Regieringe salt haer dan te passe maecken?
Int selfde jaer was men hyer ter stede mede besich mette beroepinge van Landtsbergius, vander Goes, dye naderhandt aldaer is verlaten; werdende onder anderen geseyt, dat hij hem mede grote autoriteyt aennam op de regieringe derselver stede; van welcke beroepinge en̄ aencleuen van dyen wel breder onderrechtinge soude konnen werden gedaen, alsoo dye wel aenmerckens en̄ gedenckens waerdich is.
Wij willen hyer in den Raedt bij ouerstemminge procederen, en̄ willen d'ouerstemminge bij den Staten geen plaets laten hebben, maer willen ter contrarie dat de meeste stemmen aldaer de minste volgen.
Wij weten wel, dat wij nyet meer rechts op onse naebuyrsteden hebben, als sij ouer ons; wij seynden nochtans, tot groot misnoegen van deselue, d'onse derwaerts om aldaer te predicken. Openbaert hem yemandt vanden onsen wadt anders gesindt, dye werdt terstondt verlaten; hoe mogen sulcke dingen in billickheydt bestaen?
| |
| |
Caluinus heeft selfs in den jaren 1536 en 1545 twee catechismen uytgegeuen. De confessie en̄ discipline van Vranckrijck is in verscheyden Synoden, deene reys nae dander, geresumeert.
Alsoo is oock de Confessie van Augsburch in xxxi jaren elf reysen gerevideert, en̄ men bevindt oock van verscheyden resumptien vande confessie van Straetsburch. Ende alhoewel dat men wel weet, in wadt staet dese landen waren ten tijde dat de religie alhyer werde ingevoert; - dattet al int wildt, de Regieringe vol confusie, jonck en̄ onervaren, de middelen vandt landt seer kleyn en̄ de predicanten veelal uytheemschen waren, soo kan men oock wel gissinge maecken, met wadt kennisse deselve religie alsdoen mach aengenomen wesen; ende euenwel is men soo weerslachtich tegen de tegenwoordige Regieringe, dat men met gemoede tot geen resumptie vande voorseyde formulieren kan comen.
Het gedenckt mijn seer wel, datten Burgermeester Pauw selfs voor een groote onwaerdicheydt hielt, dat dye vande kercke deser stede hem wadt tegenstreefden om de trouwinge vandt eerste houwelick van sijnen soon, onsen tegenwoordigen Pensionaris, te doen in sulcker maniere als hij dat gaern hadde gesyen, hetselue noemende dat men hem den voet dwars settede. Maer mach het nyet met veel meerder recht voor een grote dwaesheydt genomen werden, tgeene alsnu de Regieringe van tlandt van sodanige luyden wedervaert. Ende soo veel onse eygen proceduren vande stadt selfs aengaen, dye met veel minder eensteminicheydt vanden Raden deser stede werden gedreuen, dan de proceduren vanden Staten werden gedaen, dye wij nochtans onder den schijn van gebreck van volcomen eenstemmicheydt soo heftich tegen spreecken; - deselue onse proceduren segge ick dat mijn daerenbouen tegen den wet der naturen duncken te strijden, als dewelcke ons noch schijnt in dye deuotie te houden, dat wij, soo
| |
| |
wel in vrolijcke handelingen van bruyloften en̄ dyergelijcke, als in bedroefde steruenstijden, de strijdicheydt in religions saecken ter sijden stellende, alle onse goede vrunden int gemeen, soo van maechschap als anders, dye van goeden name en̄ fame sijn, versoecken om aldaer te verschijnen. Welcken wet oock bestaet metten wet onses Heeren Christi, ons lerende dat wij een ander sullen doen dat wij souden begeren ons gedaen te werden; maer hoe verre wij met onse dagelijcksche onvrundtlijcke proceduren daervan afwijcken, kan een ygelick lichtelick bevroeden.
Ick segge noch eens, dat ick den goeden en̄ vromen int minste nyet wil te nae spreecken, maer deselfde gaern met aller vrundtschap bejegenen; dan dat men, in haeren rechten verstande behoudende de principale poincten der leere, dewelcke nootlick ter salicheydt werden vereyscht, soude moeten met goeden ogen aensyen, dat sommige onrustige menschen, tot haer believen, het heele landt in sulcken perijckel souden mogen brengen, als wij tegenwoordich voor ogen syen, en̄ dat om saecken, aen dewelcke de salicheydt eygentlick nyet en bestaet, en̄ van sodaniger nature sijn, dat d'aldergeleerste selfs elckander daerin nyet konnen verstaen, en̄ nyet alleen nyemandt self een ander int minste wil wijcken, maer, nae mijn gevoelen, haer oock genen Synoden ofte Concilien, veel min eenige p̄ticulieren, vander oudtvaderen verstandt, haer alheel souden willen onderwerpen; - dat dunckt mijn, dat mette behoudenisse vande welstandt van tlandt nyet mach bestaen.
Wandt allen dengenen, dye wadt geoeffent sijn, wel is bekent, dat noyt euwe is geweest, off daer sijn alle tijdt sodanige gebreeckelijckheden in der kercke geweest, daervan ick oock elders breder aenwijsinge hebbe gedaen; maer tschort ons altemael daeraen, dat wij ons in voorspoet nyet konnen matigen.
Bij de klachte vande Contraremonstrantsche kercken, dye hyer ter stede een tijdt lanck in openbaren drucke
| |
| |
is vercocht, werden allerleye gesintheyden hyer te lande int gemeen swaerlick gedreycht; maer ick duchte, bij soo verre de Gereformeerde kercken in Vranckrijck, Spangien, Itallen, Savoyen etc. alleen de pausgesinden aldaer op gelijcke maniere dreychden, dattet henluyden qualick afgenomen soude werden, en̄ dat de regieringen vande voors. landen, soo claer syende hoe verre sodaniger luyden ijver en̄ conscientie streckt, haer souden laten duncken grote reden te hebben en̄ ten hoochsten gedrongen te werden om deselfde nae haer uytterste vermogen te wederstaen en̄ t'onderdrucken.
Ende als wij dese saecke oock met behoirlijcke bescheydenheydt naedenken, schijnen wij dan ons selven nyet aen te nemen het recht, twelck wij in den Pauws soo seer hebben tegen gesproocken, dat hij hem selven toeschrijft dye gerechticheydt en̄ autoriteyt om nyet alleen dye landen en̄ volckeren, dye haer van sijne gehoorsaemheydt onttrecken, maer oock dyegeene, dye hem noeyt gekent, van hem noeyt gehoort, veel min hem onderwurpen sijn geweest, in den ban te doen en̄ tot een roof te geven aen dengenen, dye deselve met allerley wrede tormenten en̄ moorden van ontallijcke duysenden menschen, soo vrouwen, kinderen als manspersonen, weten te veroveren.
Als wij dan dagelicks, soo wel bij de voors. klachte, als andersins, bevinden, dat de Contraremonstranten haer selven veel waerdiger achten als de Remonstranten; - dat sij metten selfden in vrijer conscientie nyet alleen in geen gemeenschap van religie souden mogen leuen, maer dat sij deselve, gelijck oock andere verscheyden gesintheyden (soo sij het seggen alleen hebben mochten) nyet alleen uyt alle staten en̄ digniteyten, als off sij vreemdelingen ofte Joden waren, maer oock uyt den lande verdriven, ofte anders an den lijve ofte aendt leven straffen souden willen, - Soo mene ick nochtans, datte selve Contraremonstranten sullen moeten beleyden, dat de Pauselijcke vande
| |
| |
Gereformeerde kercken int gemeen, noch veel verder vanden anderen sijn verscheyden.
Verscheelt het dan nyet veel te veel van dese luyden, dat de laetste ouerleden Coningen van Vranckrijck en̄ insonderheydt Henricus Quartus metten sijnen, om haer landt te beter tot ruste te mogen brengen en̄ daerin te conserveren, hem tegen de Gereformeerden kercken (soo vele vande Pauselijcke kercken verschelende) aldaer veel bescheydentlijcker ende goedertierlijcker hebben gedragen; - dat sij, boven d'inruyminge van soo veel starcke plaetsen tot haerder verseeckertheydt, toelatinge van vrije exercitie haerder religie, soo wel in haren leger als in haren hooff, noch daerenbouen, om alle jalouzie wech te nemen en̄ gelijckheydt int stuck vander justitie ter eender en̄ ter anderen sijde te onderhouden en̄ nyemandt uyt eenige factieuse ofte particuliere passien t'onderdrucken, chambres miparties, nyet alleen uyt gelijck getal van beyderseydts gesintheydt bestaende, heeft opgerecht, maer dat sij oock haerluyden tot andere eerlijcke staten en̄ digniteyten hebben geadmitteert.
Soo nu de Gereformeerden sedert dyen tijdt daerouer tot meerder kracht en̄ autoriteyt gecomen soude mogen wesen, en̄ daeruyt oorsaeck souden soecken om dengenen van denwelcken sij soo grote weldaden hebben ontfangen, alheel nae haere pipen (so men seyt) te doen dansen en̄ in alles den wet soo precys, en̄ sonder eenige draehelijcke en̄ verseeckerde accommodatie, voor te schriven, als sij bij haer selven souden goedt vinden, behalven dattet selfde al te groten en̄ onredelijcken ondanckbaerheydt soude wesen, - Soo dunckt mijn oock, dattet van geen geduyricheydt wesen soude mogen, ende hebbe daerom goetgevonden dese exempelen alhyer bij te brengen, opdat wij daerdoor te beter van onse eygen saecken souden mogen oordelen.
|
|