Woord vooraf
In het voorjaar van 1994 vond op de Vrije Universiteit te Amsterdam
een doctoraalcollege over het annoteren van W.D. Hoofts klucht Door-trapte
Meelis plaats. Dit college inspireerde Jeanine Stuart om als
doctoraalscriptie een editie van Noozemans Lichte Klaartje te bezorgen.
Deze bijzonder geestige klucht, die in kwaliteit niet voor werk van Bredero
onderdoet, verdiende een breder publiek, vonden we. Dat bracht ons ertoe dit
werk samen met de bovengenoemde klucht van de populaire W.D. Hooft opnieuw
onder de aandacht te brengen.
De uitgave is vooral gericht op beginnende Neerlandici. Daarom
willen we de gebruiker van de teksten bewust maken van zijn
‘positie’ als lezer van rond 2000. We leven immers niet in 1623 of
1650 en staan niet tussen het publiek bij één van de eerste
opvoeringen. Daarom besteden wij in de inleiding veel aandacht aan onze
beperkte mogelijkheden om een klucht uit vroeger tijd te kunnen waarderen. Hier
komen vragen aan de orde als ‘Wat is een klucht’, ‘Hoe
ontstaat het komische effect nu eigenlijk?’ en ‘Waardoor schieten
we bij een klucht geregeld in de lach?’
Graag richten wij een woord van dank aan drie personen die ons van
advies hebben gediend: dr. Berry Dongelmans, dr. Henk Duits en dr. Harrie
Hermkens.
Ter verluchting van de kaft stelden drs. N. Middelkoop en mevr. Ch.
van Beurden van het Amsterdams Historisch Museum de afbeelding van P.P. Rubens'
‘Jonge man, een jonge vrouw omarmend’ kosteloos ter beschikking,
waarvoor onze dank.
De publicatie van deze kluchten-editie is mogelijk gemaakt door een
subsidie uit het Algemeen Steunfonds van de Vereniging voor christelijk
wetenschappelijk onderwijs. Wij zijn het bestuur van de Vereniging bijzonder
erkentelijk voor deze ondersteuning.