Sonnetten. Reden vande waerdicheit der poesie
(1971)–P.C. Hooft– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
[Ghentiel goddin alleen besitster van mijn hert]aant.Ghentiel goddin alleen besitster van mijn hert,
Schoon Ziele van mijn ziel, meestres van mijn gedachten,
Wiens schoonhaijts clare glans, en gracij mijn vercrachten,
Als inden blonden strick mijn hert geuangen wert,
Jndien ghij niet aensiet de wreethaijt van mijn smart,
En stopt v oren voor mijn al te sware clachten,
Van mij en hebdij niet dan droeffheijt te verwachten
En de melijdeloose doot en d' aerde swart.
Maer gaet ghij tot gena v goedertieren wennen,
En wilt de trouwe van v dienaer recht bekennen,
Verlost ick werden sal van droeffheijt sorch en pijn,
Mijn hert dat door het vuijr soud' lichtelijck verteeren,
En sal dan nummermeer in assche cunnen keeren,
Maer in een schonen brant altijt onsterfflijck sijn.
|
|