Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 437]
| |
Eerste bedrijf.Ga naar voetnoot+
medea.
O Huwlijksgoôn; en ghij Lucjna schutsgodinneGa naar voetnoot1)
Van 't brujoftbed; en ghij djie Tiphys eersten temmerGa naar voetnoot2)
Der baeren, hebt geleert de nieuwe steven toomen;
En ghij o strenge vorst der grondeloose meeren;Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Ghij Titan ook, die brengt den klaeren dagh ter werelt;Ga naar voetnoot5)
En ghij die laet uw glimp gaen over 't swijghend offer,Ga naar voetnoot6)
En weezen van den raedt der fluistertoverijen,
Driedaenigh' Hecate; en gooden daer m' IäsonGa naar voetnoot8)
Zijn lichte trouw bij swoer; En ghij die uw' MedeaGa naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Met meerder reden heeft t'aenbidden, woeste bajert
Van nacht die eeuwigh dujrt, ghij averechtschen hemelsGa naar voetnoot11)
Godlooze schimmen, ghij tieran der droeve rijken,Ga naar voetnoot12)
En koningin die zijt geschaekt op beter trouwe,Ga naar voetnoot13)
U, alle, aenroepen mijn' rampzaelighe gebeden.
15[regelnummer]
Staet bij staet bij o ghij godessen die behartightGa naar voetnoot15)
Der schellemstukken wraek, die 't slordigh hajr der slangenGa naar voetnoot16)
Hangt slingrend' om 't hooft, die met bebloede klaeuwen
Gevat hebt, en bekladt de rookerighe toortsen:
Komt voor den dagh in schijn, gelijk ghij hieldt de kaersse,Ga naar voetnoot19)
20[regelnummer]
Op mijne brujloftfeest met een heylloose staessy;
Schikt dat de nieuwe brujdt daer Jason aen verlooft is,
| |
[pagina 438]
| |
Schikt dat zijn schoonvaêr, schikt dat al 't geslacht de moort slae.Ga naar voetnoot22)
'K heb ijsselijker vloek voor hem; dat hij zijn leeven
In onbekende steên, in armoe doolend sleepe,
25[regelnummer]
En balling 's lands, bedeest, benijdt, en onversekertGa naar voetnoot25)
Van blijfplaats; wanhoop leer' hem mij te wijve wenschen;
Zoo ras hij intree doet om yewers t'hujs te leggen
Hij zie daer zijn verdriet, en om een ander suchte.Ga naar voetnoot28)
En 't geen het allersnoodst is dat jck weet te vloeken,
30[regelnummer]
Dat zijne kinderen naer hunnen vaeder aerten,
En volghen naerstelijk de voetstap hunner moeder.
Raedt weet jck, jck weet raedt om ijsselijke wraeke.
Ick heb gebaert. Wat spil jck klaght en ydle woorden?
Zal ick mijn vyandt niet aenvlieghen? 'k Sal de toortsenGa naar voetnoot34)
35[regelnummer]
Den draeghren wt der handt gaen slaen, den hemel 't schijnsel.Ga naar voetnoot35)
De son, de zon wt wien mijn afkoomst heeft haer' oorsprong,Ga naar voetnoot36)
Aenschouwt hij dus een stuk, en laet zich noch aenschouwen?
En vaert met zijn karros door 't oude spoor vol klaerheits?Ga naar voetnoot38)
En rukt hij niet te rug, en wentelt achter over
40[regelnummer]
Nae 't oosten toe den dagh? laet mij begaen, me grootvaêr,
Laet mij uw nicht de lucht doormennen met dien waghen,Ga naar voetnoot41)
Stae mij den teugel toe; veroorloft mij den handel
Van 't brandend snoer, tot stujr der vierbaerende jukken:Ga naar voetnoot43)
Corinthen, 't welk belet des dobblen strandts vereenen,
45[regelnummer]
Zal branden, en de zeen op 't lijf elkander schennen.Ga naar voetnoot45)
Het schoone spel dat zal volmaekt zijn, mits jck draegheGa naar voetnoot46)
De plechtigh' huwlijxtoorts en licht de brujd te bedde,
En, als 't gebedt zal zijn ter offerhandt gelezen,
Het offer slaghten magh aen de gewijd' altaeren.
50[regelnummer]
Door eighen ingewandt, baent u, een wegh ter straffe,
Zoo 'r leven in u is, mijn moedt en d'oude strengheit
Niet t'eenemael versuft, wegh met het wijflijk vreezen,
En harnast uwen geest, met d'ongenaedighedenGa naar voetnoot53)
Van Caucasus; dien bergh past van uw hart te maken,Ga naar voetnoot54)
55[regelnummer]
Daer alle menschlijkheit verboôn is en verbannen.Ga naar voetnoot55)
De zelve grouwelen die 't koninkrijk van Pontus,Ga naar voetnoot56)
De zelve die de stroom van Phasis zagh bedrijven,Ga naar voetnoot57)
| |
[pagina 439]
| |
Die zal de lanthals van Corinthen ook aenschouwen.Ga naar voetnoot58)
Verwoed' en ongehoord' en schrikkelijke stukken
60[regelnummer]
En quaeden die zoo wel den hemel staen te vreesenGa naar voetnoot60)
Als zij der aerde doen, die brouwt mijn geest van binnen.
Quetsujren, moordt, een lijk gehakt aen hondert stukken
En alles weeghs verstrojt. In maeghdelijken staeteGa naar voetnoot63)
Had jck zulk kinderspel. De spijt bet op moet geeven,Ga naar voetnoot64)
65[regelnummer]
En woeden, mij misstaen zoo gringe schelmerijenGa naar voetnoot65)
Nu jk gekindert heb. Alarm, alarm, me gramschap.
Prest all' uw raeserij, en rust u toe op schennis.Ga naar voetnoot67)
Uw huwlijkscheiding zij op aller volken tongen,
Gelijk 't verzaemen deed. Hoe zult gh' uw' man verlaeten?
70[regelnummer]
Gelijk gh' hem zijt gevolght. Hak af het traeghe marren.
Het hujs waer aen jck werd, door oeveldaedt, verbonden,
Past mij door oeveldaedt, ook weder af te snijden.
rey.
Goôn die de hemelen, goôn die de golleven
Met uwe moghenheit, houdt in bestieringe,
75[regelnummer]
Zeghent het huwelijxbedde der koningen;
Gunstighe burgheren, zeghent het plechtelijk.Ga naar voetnoot76)
Laet een' withajrighen stier in den eersten voortsGa naar voetnoot77)
Met een' verheeven hals koomen ten offere,
Voor hun, die dondren rijkstaeven voerende.Ga naar voetnoot79)
80[regelnummer]
'T sneeuwitte wijf 'er van, nojt onder juk geweest
Val tot Lucinaes eer. Zij die den wrevelenGa naar voetnoot81)
Mars zijne bloedighe handen bedwingen kan,
Die met de vreede bindt strijtbaere volleken,Ga naar voetnoot83)
Ende den overigh vloeyenden hooren houdt,Ga naar voetnoot84)
85[regelnummer]
Heb, als zachtmoedigher, teederer offerandt.Ga naar voetnoot85)
Ghij ook die 't wettighe licht van de bruilofttoortsGa naar voetnoot86)
Voert inde rechterhandt, salighlijk spookende,Ga naar voetnoot87)
Doônde de duisternis, gange maek herwaert
Met een beschonken hooft, swierende losselijk,Ga naar voetnoot89)
90[regelnummer]
En om uw ooren bindt snoeren van verrewe
Sweemend' het roosenroodt. Ghij ook o starre dieGa naar voetnoot91)
Voor bey de tijden loopt, die nemmer tijdelijkGa naar voetnoot92)
Keert nae de minnaers zin, alle de moeders zijn
| |
[pagina 440]
| |
Alle de snaeren u vierighlijk biddende,Ga naar voetnoot94)
95[regelnummer]
Dat ghij uw' blinkende straelen te sprejen spoejt.
De maeghd met haer bevallijkheitGa naar voetnoot96)
Beschaemt d'Atheensche snaeren heel,Ga naar voetnoot97)
En 't vrouwvolk, die zich oeffenen
Gelijk de jongelingen doen
100[regelnummer]
Op Taygetus heuvelen,Ga naar voetnoot100)
Ter stede, die geen mujren heeft;Ga naar voetnoot101)
En haer die in t Aönisch natGa naar voetnoot102)
Oft heilghen Alpheus baeden gaen.Ga naar voetnoot103)
Bij AEsons zoon den braeven heldt,Ga naar voetnoot104)
105[regelnummer]
Zoo hij met schoonheit monstren wil,
En magh de zoon niet haelen, dienGa naar voetnoot106)
De boose blixem heeft gebaert,
Die tijgers in gareelen slaet;Ga naar voetnoot108)
Hij ook niet, die den drievoet roertGa naar voetnoot109)
110[regelnummer]
Een broeder van de strenge maeghd:
Hem Pollux worstelkonstenaer
Met zijnen Castor wijken moet.
Alsoo bid ick, o hemelliên,
Als onse brujdt getrouwt zal zijn,
115[regelnummer]
Datz' alle vrouwen, dat haer manGa naar voetnoot115)
Ver alle mannen overtref.
Deez', in de maegdenrey, alsze t'aenschouwen staet
Munt, onder all den hoop, haer eenigh aenschijn ujt.Ga naar voetnoot118)
Zoo loopt der starren glimp voor vande zonneschijn;
120[regelnummer]
En dujken onder de dichte Pleïaden,Ga naar voetnoot120)
Als, nae gewoonte, de maen haere hoorenenGa naar voetnoot121)
Met het geleende licht, krommende t'saemenbindt.
Purpere verrewen over de sneeuw gestort,
Hebben die aerdigheit. Zoo vindt de dauwigheGa naar voetnoot124)Ga naar voetnoot124)
125[regelnummer]
Harder de blinkende klaerheit des daegheraeds.
Ghij die ontkoomen zijt 't schrikkelijk houwelijck
Van de besweerstere, die uwe rechterhandtGa naar voetnoot127)
Nojt in haer' bosem sloeght, anders als trillende,
En tegen wil en dank, slaet nu de maeghet aenGa naar voetnoot129)
130[regelnummer]
Inlandsch van ouderen; nojt voor dit huwelijk
Trouwde ghij met uw' sin. Dit's ook haer' vrunden raedt.Ga naar voetnoot131)
| |
[pagina 441]
| |
Nu, jongelingen, boert; vrij staet de schamperheidt.Ga naar voetnoot132)
Schiet met uw dichten nu herrewaert derrewaert.Ga naar voetnoot133)
Zelden vergunt de wet schertzen met overheer.Ga naar voetnoot134)
135[regelnummer]
Blanke weleedele zoon van den Thyrsvoerdere Bachus,Ga naar voetnoot135)
Tijd is het overlang t'ontsteeke' de spleetighe toortse.Ga naar voetnoot136)
Doetme de plechtighe vlam met doddighe vingere' drillen.Ga naar voetnoot137)
Met zijne feestschimp koom de klappighe Fescenniner.Ga naar voetnoot138)
Valt aen 't jokken geselle'. Zij houd' met swijghen brujloftGa naar voetnoot139)
140[regelnummer]
Ende bij donkre, te slujk die met een' vreemde 'er doorgaet.Ga naar voetnoot140)
|
|