Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
Regelnummers proza verbergen
| ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||
De drucker groet den leser.Ga naar voetnoot+1Dit spel Leser geschaepen om maer over een toonneel 2getrocken te werden en was niet vroom genoech stal teGa naar voetnoot2) 3houden onder d'ooghen des werelds. Die 't gedicht heeft 4had' er dat niet mede voor. Maer men heeft bujten sijn 5weten bestaen Achilles en Ariadne voor den dach te haelen 6met scheuren en breecken, gelijck men sejdt, soo verkrepeltGa naar voetnoot6) 7dat het eene niet soo veel als eenen regel tot sijn wil heeft,Ga naar voetnoot7) 8en 't ander oock van sijn voornaemste leden verlooren: 9sulx dat hijse niet en ken voor de sijne, al geven haer deGa naar voetnoot9) 10druckers sijnen naem recht oft dat genoech waer om haerGa naar voetnoot10) 11afcoomst te bewijsen. Stonden sij onder hem sij voerenGa naar voetnoot11) 12voor al niet beter als de misdrachten onder Lycurgus. 13D'ellende dien hij aen haer siet scheen den tegenwoordigenGa naar voetnoot13) 14spelen oock te naecken. Dese deernisse heeft hem gedwongenGa naar voetnoot14) 15om te gedooghen dat men 't liever wtgaeve soo slecht 16als 't was, dan heel bedorven; hoe seer het hem oock tegens 17de borst stiet, maer dat eens aen rollen wtgegeven wordt | ||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||
18heeft men echter in sijn geweldt niet. Soo ver ist 'er afGa naar voetnoot18) 19dat hij 't verdaedighen wil als oft het wat besonders waere. 20Jae hij geeft het der betweterije ten besten, sij spring' erGa naar voetnoot20) 21mede om naer haer goedtduncken. En op dat 'er die met 22ruimer gewisse eigendom aen rekene soo wil hij niet datGa naar voetnoot22) 23het eenich kenteeken draeghe van hem toetebehooren 24ende heeft het sijnen naem verboden. Verwacht geen ordreGa naar voetnoot24) 25vanden ouwden tijdt: sij is willens nagelaeten den volcke 26deses tijds te geval. De gesangen hier in gebracht gaen op 27haer wijsen oft sulcken maet datmen 'er lichtlijck wijsen op 28stellen kan. De maet der doorgaende regelen is die van 29d'Italiaenen ende Franchoijsen, voornaemste tongen derGa naar voetnoot29) 30Christenen in sprekens gebrujck; dewelcke de lanckheit 31der silben naer de bijclanck nemen: en sijn tot een voorbeeldt 32wt de vernaemste Poëten hier bij gestelt etlijckeGa naar voetnoot32) 33stucken van regelen, sulx als genoech is; want de rest gaet 34op gelijcken voet. De lange silben zijn dus geteekent - 35de corte dus ⌣. | ||||||||||||||||||||||||||
Maet der dichten.
|
petrarcha. | Al mond' e breve sogno |
tasso. | Col senn' et con la mano |
ariosto. | Finir quant' ho promesso |
bertas. | Mais tout cela n'est rien |
ronsard. | Mortellement blessé. |
Eerste verandering.
petrarcha. | Favola fuj gran tempo |
tasso. | Et l'angelo gl'appari |
ariosto. | Imperator Roma no |
bertas. | Porte de son ovrier |
ronsard. | Une jeunesse promte. |
Tweede verandering.
petrarcha. | Et | non | me ne | guardaj |
tasso. | Che | fa | l'arme | cessar |
ariosto. | Di | quel | giovan' | infido |
bertas. | Tout | beau | Muse | tout beau |
ronsard. | De | cent | graces | nouvelles. |
Derde verandering.
petrarcha. | Sotto | biondi | capei |
tasso. | Canto | l'arme | pieto se |
ariosto. | Senza | spad' | ad oprar |
bertas. | Tire | l'ir' | a l'ire |
ronsard. | Une | belle | prison. |
Wat buiten dese maeten is lujdt quaelijck, gelijck
Que le clair soleil darde. |
- voetnoot+
- Voltooid 1 Maart 1605. Vgl. Inleid, bl. xxi. - Volgens hs. A. De drucker groet den leser. Dit bericht is geschreven nadat de Achilles ende Polyxena en Theseus ende Ariadne waren uitgegeven (de voorreden voor het laatste stuk is van 30 Juli 1614) en voor dat de Granida het eerst in het licht kwam (1615). Het is echter noch voor die, noch voor eenige latere uitgave gedrukt
- voetnoot2)
- vroom, dapper, moedig; stal te houden, stand te houden.
- voetnoot6)
- verkrepelt, verminkt.
- voetnoot7)
- tot sijn wil, zooals hij behoort te zijn.
- voetnoot9)
- sulx dat, zoodat.
- voetnoot10)
- recht oft dat, even alsof dat.
- voetnoot11)
- sij voeren, het zou hun niet beter gaan dan den ongelukkig geboren kinderen onder de regeering van Lycurgus (dezen werden namelijk dadelijk bij de geboorte gedood).
- voetnoot13)
- den tegenwoordigen spelen, gedoeld wordt op de Granida en den Warenar, dien Hooft ook van plan was uit te geven; eerst stond er het tegenwoordighe.
- voetnoot14)
- dese deernisse, deze woorden hebben betrekking op hetgeen eerst aan het einde van den voorgaanden zin stond, maar later is doorgehaald: ‘en 't docht hem at te (= zeer) luttel medogenheits geen tegenweer met allen = in het geheel geen tegenweer) te doen.’
- voetnoot18)
- echter, daarna.
- voetnoot20)
- jae, zelfs; geeft het ten besten, geeft het prijs.
- voetnoot22)
- gewisse, geweten.
- voetnoot24)
- sijnen naem verboden, zie echter den titel der oudste editie; ordre, orde.
- voetnoot29)
- tongen, talen.
- voetnoot32)
- vernaemste, voornaamste.