Gedichten. Deel 2
(1900)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendVijfde deel.
ariadne. corcyne.
ariadne.
Wat schrickelijcke droom beswaert mijn hart met anxste?
Lof hebbe Godt, ick ben ontwaeckt opt alderbangste.
1095[regelnummer]
Mijn troost waer sijdij? slaept ghij noch? de Morgenstont
Vertoocht haer aenschijn blanck, en roo coralen mont.Ga naar voetnoot1096)
Hoe Theseus? hoe mijn hart? wats dit? de lege plaetse?
Hoe Theseus? stadij op van Ariadne'? en laetseGa naar voetnoot1098)
Sonder te seggen wat u tot het rijsen port?Ga naar voetnoot1099)
1100[regelnummer]
Waer sijdij? och mijn hoop! antwoort mij op een cort.Ga naar voetnoot1100)
Corcyne.
corcyne.
Dochter.
ariadne.
Wats van Theseus?
corcyne.
Dats een vrage
Die u antwoort vereyscht.
corcyne.
Ick denck niet dat ghij boert.
Is Theseus wech, en heeft ons niet met hem gevoert?
1105[regelnummer]
Hou Theseus! t' gansche wout verhaelt mijn deerlijck crijten,Ga naar voetnoot1105)
Maer Theseus antwoort niet.
| |
[pagina 135]
| |
ariadne.
Dits tijt onnut verslijten,
Vliet flux doort luwe bosch, en soeckt al landwaert in,
Ick loop aen strant besien oft ick de schepen vin.Ga naar voetnoot1108)
Malcander sullen wij hier vinden weer int leste.
corcyne.
1110[regelnummer]
Dochter Adieu.
ariadne
Adieu mijn moeder doet u beste.Ga naar voetnoot1112)
Ayme! mijn vrees is groot, nochtans dat Theseus vlietGa naar voetnoot1113)
Sonder sijn waerde Lief, en tuicht mij t' harte niet;
Soo grote ondanckbaerheit en can in hem niet vaten.
Nochtans heeft menich man ondanckbaerlijck verlaten,
1115[regelnummer]
Sijn wtvercoren vrouw die hem vertrouden ‘ras,
In wiens bereijde jonst hij meest gehouden ‘was.Ga naar voetnoot1116)
Oft' trouw of ontrouw is comt mij wel haest int lichte,
Want zeewaert in is van dees plaets een vrij gesichte.
Ayme! verrader valsch, Ay vuil oneedel hart!
1120[regelnummer]
Bedriechelijcke schelm! en dat mij t meeste smert,
Ondanckbaer voor de jonst, waer van ghij waert onwaerdich!
Geveinsder als geveinst, en lichter als lichtvaerdich!Ga naar voetnoot1123)
Meineedige rabaut! ghij sijt niet vant geslacht
Der goedertieren Goon; maer ghij sijt voort gebracht
1125[regelnummer]
Int Noorden dick besneeut, daer niet en is te vinnen,
Dan alle wreetheit stuyrs, de briesschende leeuwinnen
Hebben u daer gesoocht, Tijger en Beyr verwoet
Hebben met raeuwe spijs u jonckheit opgevoet.
Een treffelijcke roem, ghij hebt een vrouw bedrogen.Ga naar voetnoot1129)
1130[regelnummer]
Waer henen Theseus? keert u seilen opgetogen,Ga naar voetnoot1130)
Went Theseus, en verschoont u ingebogen mast.
Hout Theseus, hout, u schip heeft niet sijn volle last.Ga naar voetnoot1132)
Neemt mijn alleen noch in, dat can u luttel schaden,
Ghij voert mijn siel, mijn lijf sal u niet overladen.
1135[regelnummer]
Is dit u trouwe? dit uwe beloften schoon?
Is dit de danckbaerheit? dit een verdienden loon
Voor mijn betoochde jonst? die ghij mij swoert t' onthouwen,Ga naar voetnoot1137)
Soo lang de sterren aen den hemel weyden souwen.
Aenschout de claere Son wiens Gotheit ghij bedriecht,
1140[regelnummer]
Dits mijn getuich, dat ghij meineedelijcken liecht.Ga naar voetnoot1140)
| |
[pagina 136]
| |
Vliet henen, vliedt u best, ghij suit int eijnt bespieden,Ga naar voetnoot1141)
Dat ghij mij wel, maer niet de Goden cunt ontvlieden,
Wiens hoocheit dat ghij swoert; die sullen hare saeckGa naar voetnoot1143)
Vervolgen bet als jck, en met geen slechte wraeck.Ga naar voetnoot1144)
1145[regelnummer]
Haer bid jck errenstich dat zij rampsalich schennen,Ga naar voetnoot1145)
En u geen minder quaet, dan ghij mij doet, toesennen.
Helaes bedroefde vrouw! Waer sal jck vlieden heen?
Wat gaet mijn aen? voor wie laet ghij mijn hier alleen?
De wint die voert u nae de stemme van mijn clagen,
1150[regelnummer]
Maer sneller issij in u seilen voor te jagen.Ga naar voetnoot1150)
Waer sijdij wrede doot? wat ist dat ghij vertoeft?
Siet hier benaude borst, die u ontset behoeft.Ga naar voetnoot1152)
Wreet seg jck, wrede doot, niet om u wreet verslinden,Ga naar voetnoot1153)
Maar om u wreet vertreck. Ick sal u selve vinden,Ga naar voetnoot1154)
1155[regelnummer]
Indien ghij noch verbeijt. Ick wil mij werpen drae
Inde verbolgen zee, en drijven Theseus nae.
Haest dat mijn coude lijck hem eenen traen afdringe.Ga naar voetnoot1157)
Adieu verdrietich licht. Siet hier de plaets, jck springe.
Ay bloode levens lust! met wat pluimstrijckerij
1160[regelnummer]
Comt ghij en set mijn cloeck voornemen aen een sij?
Neen, neen, het is om niet, de doot sal mij vernielen,
Herbergen sal jck gaen bij de bedroefde sielen,Ga naar voetnoot1162)
Die ongeluckich hier ter werelt sijn geweest,
Maer trouw in haere Min. Hoe? sijdij noch bedeest?Ga naar voetnoot1164)
1165[regelnummer]
Nu Conincklijck gemoet, betoont u vroom int sterven!
Van commer moet ghij doch nootsakelijck bedervenGa naar voetnoot1166)
Ten langen lesten hier, jndien ghij u verschoont;
Want dits een eylant woest, daer God noch mensche woont,
Die u verquicken, of eenige troost can geven,
1170[regelnummer]
En als ghij in ellendt eindicht u droeve leven,Ga naar voetnoot1170)
En salder niemant sijn die u de oogen luick,
Niemant die u begraef, ten sij dat in haer buick
Misschien een deerlijck graf de dieren u bereijden,
Die in dees bosschen dicht haer wilde leven leijden,
1175[regelnummer]
En hebben, nu misschien, u voester al geschent,Ga naar voetnoot1175)
Die ghij doort wilde wout lichtvaerdich henen sendt,
Om u lichtvaerdich Lief daer te vergeefs te soecken,
Die zeewaert inne seijlt, met sijn gespannen doecken.Ga naar voetnoot1178)
Wat beijdij dan? Wat sijdij voor de Doot vervaert?
corcyne. ariadne.
corcyne.
1180[regelnummer]
Ach, hopelose vrouw! niet soo mistroostich baert,Ga naar voetnoot1180)
Verschoont u leven jonck, en wilt eens overwegen,
Dat de grootmoedicheit geenssins en is gelegen,
| |
[pagina 137]
| |
Int wenschen om de doot, wanneer u leet ontmoet;
Maer, int verdragen vande sware tegenspoet.
1185[regelnummer]
Laet daer in blijckelijck u manlijck harte werden.Ga naar voetnoot1185)
ariadne.
T'is dulheit in sijn smert al willens te volharden.Ga naar voetnoot1186)
corcyne.
T'is billijck dat van Godt ghij uwe tijt verwacht.
ariadne.
Godt heeft mijn sterrefdach gelaten in mijn macht.
corcyne.
Ghij quaemt niet, als ghij wout, het leven annevaten,Ga naar voetnoot1189)
1190[regelnummer]
Maer als het Godt geviel; des moochdijt niet verlaten,Ga naar voetnoot1190)
Voor dat het hem gevalt die t' u gegeven heeft.
ariadne.
T' gevalt geen goede Godt datmen ellendich leeft.
corcyne.
Soo lang ghij sijt te lijf, can t aventuir noch wenden.Ga naar voetnoot1193)
ariadne.
Helas! Wat aventuir can mij geluck toesenden?
corcyne.
1195[regelnummer]
Het selve dat u heeft van u geluck ontbloot.
ariadne.
Och dat is ongesien, in dees wterste noot.Ga naar voetnoot1196)
corcyne.
U ongeluck wast mee, ten is niet lang geleden.Ga naar voetnoot1197)
ariadne.
Bedriechlijck is de hoop diemen neemt sonder reden.
| |
[pagina 138]
| |
corcyne.
Hoe sonder reden? dunckt u dan soo ongesien
1200[regelnummer]
Te raken hier van daen? En can het niet geschien
Dat eenich schip van hier coom lichten beij ons-lieden?Ga naar voetnoot1201)
ariadne.
Genomen het gebeur, waer sal ick hene vlieden?Ga naar voetnoot1202)
Nae Griecken, daermen mij sou weren van de wal?
Ofte nae Creten? daer men mij versmaeden sal,Ga naar voetnoot1204)
1205[regelnummer]
Om dat jck onverdacht ging vluchten buiten radeGa naar voetnoot1205)Ga naar voetnoot1205)
Mijns Vaders, daer jck bij sal sijn in ongenade.
Wee mij bedruckte vrouw! wee mij! wat gaet mijn aen?
corcyne.
Comt dochter laet ons in de tent verbeijden gaen,
Een onverwacht ontset can ons de tijt verlenen.
ariadne.
1210[regelnummer]
Ach bedt, beweechlijck bedt! vernieuwing van mijn weenen!Ga naar voetnoot1210)
Eenige kenner van ons vreuchden ongemelt!Ga naar voetnoot1211)
T'en sij dat Theseus die nu spottende vertelt.
Ghij weet van onse lust, en vriendelijcke talen,
Ghij weet van het geveinst, en t' ongeveinst onthalen.
1215[regelnummer]
Gistr' avont ghij ontfingt ons beider moede leên,
Las! Waerom sijn wij niet int opstaen met ons tween?Ga naar voetnoot1216)
Ach trouweloose borst, met valsheit heel beseten!
Ondanckbaer, wrede Lief! hoe cundij soo vergeten
Een die om u vergat haer Conincklijcke stam?
1220[regelnummer]
Ayme, vervloeckte dach dat jck ter werelt quam!
bachus. ariadne. corcyne.
bachus.
Ick ben dien grooten Godt, wiens treffelijcke crachten
Indiën rijck vermaert grootdadich t'onderbrachten.Ga naar voetnoot1222)
Ick ben dien groten Godt, diet sap der druiven schanckGa naar voetnoot1223)
Aent menschelijck geslacht, doen t'enckel water dranck.Ga naar voetnoot1224)
1225[regelnummer]
Ick ben dien veltheer groot, een spiegel aller helden,
De soon waerop Juppijn meest sijn vertrouwen stelden,
Als den verwaenden hoop der reusen, die jck dwong,Ga naar voetnoot1227)
Staplende berch op berch, sijn hoge rijck besprong.
Doe toond' jck mij bequaem te wesen tot de wapen,Ga naar voetnoot1229)
1230[regelnummer]
En niet alleen tot lust van dans en spel geschapen;
| |
[pagina 139]
| |
Hoewel t' gemeen gerucht mij crachtich overstemt;
Om dat de volken, die'ck met oorloch heb getemt,
Onder mijn sacht gebiedt een lustich leven leyden,
Niet wulleps, soomen seyt, maer vrolijck en bescheyden.Ga naar voetnoot1234)
1235[regelnummer]
Het ging ter werelt wel, dat yder Prins soo dee,Ga naar voetnoot1235)
Bestierende sijn volck in lust, in rust, in vree.
Des yders mont is vol van mijn geloofde werken,
Men eert mijn en aenbidt in swaergebouwde kerken,
Daer op veel outers wort met soeten reuck geviert,Ga naar voetnoot1239)
1240[regelnummer]
Die stadelijcken sijn met cranskens versch verciert.Ga naar voetnoot1240)
Maer gene kerken ruim, hoe grof van timmeragien,Ga naar voetnoot1241)
En staen mij beter aen als lustige bosschagien,
Daer jck gemenelijck mij in vermeijen gae,
En dees boertige sleep vollicht mij stadich nae.
1245[regelnummer]
Mijn docht, ick hoorden hier terstont een stemme clagen,Ga naar voetnoot1245)
Dies jck mij herwaerts liet van medelijden jagen.
Sacht, hoor ick geen gerucht? of eijndicht het gering?Ga naar voetnoot1247)
ariadne.
Ayme, vervloeckte stont dat vrouwe mijn ontfing!Ga naar voetnoot1248)
Ayme, vervloeckte tijt dat jck oyt wert gebooren!
1250[regelnummer]
Ach wreden hemel! Waerom heb jck niet verloren
Het leven alsoo haest, soo haest als jck aensach
Het ongeluckich licht van de bedroefde dach?
Soo mij stont bovent hooft d'ellendichst aller staten.
bachus.
Dits Ariadne, die van Theseus is verlaten.
1255[regelnummer]
Schoone bedroefde vrouw! het hart is dubbelt stael,
Dat geen beweging voelt van u verslagen tael;Ga naar voetnoot1256)
Immers jck voel mijn borst staet daer voor dubbelt open.Ga naar voetnoot1257)
ariadne.
Een soo bedroefde staet, helas! dat jck moet hopen,
Dat wolf, of wrede leeu hem haest ontfermen sal,
1260[regelnummer]
Over mijn swaer ellend', en deerlijck ongeval,
En maken met mijn doot, een eijnt van duisent dooden,
Die ick gestadich lij, mijn quaet niet om versnoodenGa naar voetnoot1262)
Wacht op geen ander eijnt; de hooge rootsen steyl
Sijn meen jck al beweecht, maer geenssins Theseus seyl,Ga naar voetnoot1264)
1265[regelnummer]
Dat luistert nae de wint, en luttel nae mijn clachten.
| |
[pagina 140]
| |
bachus.
Ick voel mijn teer gemoet, en sachte geest becrachtenGa naar voetnoot1266)
Van medelijden sterck, mijn hart, en bloet dat treckt,
Om haer te lossen wt d'ellende daers'in steckt.Ga naar voetnoot1268)
Ay schoon bedroefde vrouw!
ariadne.
Medogende Godinne,
1270[regelnummer]
Venus die sorge draecht voor de getrouwe minne,
Aenschout mijn wrede druck met u blijgeestich ooch,
Aenschout eens wat jck lij, om dat jck alte hooch
U Godtheit heb geset. Of sijdij noch verbolgen
Op d'afcomst van de Son, geeft dat ick ingeswolgenGa naar voetnoot1274)
1275[regelnummer]
Werde van eenich beest, en laet mijn corte pijn,
Om mijn voorvaders sond', uwe genade zijn.
venus. cupido. bachus. ariadne. corcyne.
venus.
Geslist mijns gramschaps vlam, besadicht is mijn tooren;Ga naar voetnoot1277)
U clacht is door de lucht gedrongen mij ter ooren;
De Goden sijn beweecht, stilt u benaude crop,Ga naar voetnoot1279)
1280[regelnummer]
U naeckt een waerder Lief, den hemel staet u op.Ga naar voetnoot1280)
Der goden Vader groot staet sellefs met verlangen,Ga naar voetnoot1281)
Me al het hemelsch hof, om vrolijck u t'ontfangen,
Nieu-nakende Godin. U lijden is geleên,Ga naar voetnoot1283)
Dat ghij onschuldich droecht, nu hebdij wtgestreên.
1285[regelnummer]
Mijn onderdane zoon, door wien jck veel vermoge,Ga naar voetnoot1285)
Alleen mijn groote cracht, waer is u nette boge?Ga naar voetnoot1286)
Grijpt een gewisse pijl, en in het harte schiet
Van Bachus, wiens gemoet, en cloecke borst, ghij siet
Bequaem om wonden, en soo morw door medelijen,Ga naar voetnoot1289)
1290[regelnummer]
Dat tot de veeren toe de pijl daer in sal glijen.
Mijn soone schiet u best, en wel te raken tracht.
cupido.
Vrouw moeder, wat u lust werd' haestelijck volbracht.
Met dees' onsichbaer pijl coom jck sijn brant verwecken,Ga naar voetnoot1293)
Ick gae mijn boge tot sijn punt toe innetrecken;
1295[regelnummer]
Vrou moeder, siet dat treft. Die schoot die js gegaen.
venus.
Het geen dat stont te doen is op het best gedaen.
| |
[pagina 141]
| |
bachus.
Ach, eedel wesen! ay manieren teer hoochaerdich!Ga naar voetnoot1297)
Ay overschoone siel den hogen hemel waerdich!
Ay eedel heusheit alt'onwaerdelijck geloont!
1300[regelnummer]
Die noch u claere glans door droefheits nevel toont.
Ivooren aengesicht vol goddelijcke gaven,
Soo diep can droefheits damp u schoonheit niet begraven,
Of hare luister daer noch licht door henen dringt,
Die met verblendend licht mijn godlijck hart bespringt.
1305[regelnummer]
Mij deert u leet, het deert mijn, en jck brand van binnen,
Om u te stellen int getal van de Godinnen.
Nu Bachus ghij en cunt kiesen geen waerder Lief,
Gaet en vertroost haer dan, int quaet, dat hem verhiefGa naar voetnoot1308)
Door haer bedroeft verlies, dat haer tot vreucht sal dijen.Ga naar voetnoot1309)
1310[regelnummer]
Siet Bachus, Ariadne', een Godt comt u bevrijen
Wt u benaude druck, en jammerlijck ellendt,
Droocht af u tranen, en vant schreijen maeckt een endt,
Verschoont u teere borst, verschoont u blonde vlechten,
Verschoont u armen blanck, wilt van der aerden rechtenGa naar voetnoot1314)
1315[regelnummer]
U afgesloofde leên; set op het hooft u croon,
Die jck sal maken tot een hemels teken schoon,
En u tot een Godin; van duchten op wilt houwen.
ariande.
Een druckich mensch en can op geen geluck vertrouwen,
Als het hem schoon vertoocht, dit is sijn eigen plaech.Ga naar voetnoot1319)
1320[regelnummer]
Ist moglijck dat de Goôn hebben gesien om laech,
Op mij bedroefde vrouw, beweecht met mededogen?
Ist mogelijck, dat jck met sterffelijcke oogen
Een hemelsch Godt aenschouw? Ach Bachus groote Godt,
Sie jck u Godtheit selfs? of is mijn brein versot,Ga naar voetnoot1324)
1325[regelnummer]
En speelt mijn in het hooft met vreemde fantasien,Ga naar voetnoot1325)
Door mijn verwonnen sin vant overige lijen?
Ghij sijt het groote Godt, weijgert mij geen bijstant.
bachus.
Reickt, Ariadne, mij u witte rechterhandt,
Sijt seker van mijn hulp, sijt seker vrouw van waerden,
1330[regelnummer]
Dat sterffelijcke mensch noijt heeft geproeft, op aerden,Ga naar voetnoot1330)
Sulken verandering vant wanckelbaer geluck,
Als u verlossen comt wt u benaude druck.
Niet slechtelijck coom jck u vrijen van u rouwe;Ga naar voetnoot1333)
Maer kies' u tot mijn Lief, en eewich echte vrouwe,Ga naar voetnoot1334)
1335[regelnummer]
Stelt u gemoet te vreên, en vroolijck op wilt staen.Ga naar voetnoot1335)
| |
[pagina 142]
| |
ariadne.
Onsterffelijcke Godt laet jck u bidden aen.
Naulijx geloov' ick dit, al is het grote sonde,
Want eenen Godt en geeft geen logen wt sijn monde.
Het geen dat mij gebeurt, is immers genen droom?
bachus.
1340[regelnummer]
Gelooft volcomelijck jck sweer bij d'helsche stroom,
Dat jck u voor mijn vrouw sal eeuwelijcken eeren.
Dees uwe voester sal te rug, nae Creta keren,
Int nieugecomen schip dat gins aen anker leijt,Ga naar voetnoot1343)
En brengen daer de maer van u onsterflijckheit,
1345[regelnummer]
Voor al u Vaders hof een schielijcke verblijding;
Indien het snel gerucht niet eerst en brengt de tijding.
Ghij sult onsterffelijck den Cristallijnen vloerGa naar voetnoot1347)
Des hemels hooch betreen, daer jck u henen voer.
De snaere sijdij van den grootsten Godt hier boven.Ga naar voetnoot1349)
ariadne.
1350[regelnummer]
Laet mij danckbaerelijck de groote Goden loven,
Die om mij dachten, als het minst was te vermoen.
bachus.
Dat suldij tegenwoordich inden hemel doen.Ga naar voetnoot1352)
corcyne.
Ach salige Godin! geen ding sal u meer crencken.
Adieu gesegent paer. Wilt, Ariadne, dencken
1355[regelnummer]
Om u heer Vaders rijck, en altijt jonstich sijn.
Dochter adieu, adieu. Lof soone van Juppijn.
t' gerucht.
Als Ariadne sat en deed' haer droeve clachtenGa naar voetnoot1357)
Over het wreet vertreck van Theseus, diese siet
Dat met sijn schip, en volck, meineedich van haer vliet,
1360[regelnummer]
Die in vergeldings plaets haer trouwe Min belachten,Ga naar voetnoot1360)
Sij wenschten om de doot, mistroostich van gedachten,
Dat haer de geen die sij behouden had, verriet.Ga naar voetnoot1362)
Een Godt haer edel deucht niet onvergolden liet,
Troost wt den hemel quam, waen sijse minst verwachten.Ga naar voetnoot1364)
| |
[pagina 143]
| |
1365[regelnummer]
Want Bachus diese sach soo schoon, en soo bedroeft,
Door medelijden Mins beginsel heeft geproeft,Ga naar voetnoot1366)
Die door haer clare deucht gevoedt wert in sijn sinnen.
Hij coosse tot sijn vrouw, en als Godin verhief;
Om beter sij verloor een valsch en tijtlijck Lieff,
1370[regelnummer]
En creech een die haer mint, en eewich sal beminnen.
choor.
Om beter alle quaetGa naar voetnoot1371)
De grote Godt laet schieden,
Des ist een sotte daet
Van onbescheyden lieden,Ga naar voetnoot1374)
1375[regelnummer]
Tot achterdeel te diedenGa naar voetnoot1375)
Het schijnbaer letsel ras,
Al eer sij recht bespieden,Ga naar voetnoot1377)
Oft schaed' of voordeel was.
Het geen dat dickwils schijntGa naar voetnoot1379)
1380[regelnummer]
Den mensch te wesen tegen,
Hij naderhant bevijnt,
En had hij t niet vercregen
T' en ging hem niet te degen;
Des is het sotheit blent,Ga naar voetnoot1384)
1385[regelnummer]
De saken t'overwegenGa naar voetnoot1385)
Die u sijn onbekent.
Men moet met lijdsaemheit
Sijn tegenspoet verdragen,
Want dickwils wt het leyt
1390[regelnummer]
Spruiten de blije dagen,
En als de swaerste plagen
De neck ons drucken in,
Ist dickwils goodts behagen,
Datmen een wtcoomst vin.Ga naar voetnoot1394)
1395[regelnummer]
Bij Godt ist geen manier,
Staech hoger te verheven,Ga naar voetnoot1396)
De gene, die alhier,
In hooge voorspoet leven;
Maer wel, die druckich sneven,Ga naar voetnoot1399)
1400[regelnummer]
Op dat sijn hullep blij,
In hoge noot gegeven,
Te wellecoomer zij.
| |
[pagina 144]
| |
Soo lang den mensche, swack
Int ware nut te leren,
1405[regelnummer]
Sijn lichaems sware pack
Van siele voelt verheren,
Moet hij geen hoop ontberen,
Of hoopens reên al schort,
Want alle ding can keren,
1410[regelnummer]
Ter werelt op een cort.
En ofter yemant waer,
Die noijt geluck bespeurde
In al sijn leven, maerGa naar voetnoot1413)
Van kint, tot grisaert treurde,
1415[regelnummer]
Dat noyt misschien gebeurde,
Noch was hij boos van moet,Ga naar voetnoot1416)
Indien hij sich versteurde,
Want Godt die meent het goedt.
T'snelloopende Gerucht
1420[regelnummer]
Gaet overal verbreijden,
Dat Theseus op de vlucht
Van Ariadne scheijden;Ga naar voetnoot1422)
Maer alsse sat en schreijden,Ga naar voetnoot1423)
Viel op haer Bachus sin,
1425[regelnummer]
Diese ten hemel leijden,
En maeckt' haer een Godin.
Den Coning Minos wijs
Doet overal verclarenGa naar voetnoot1428)
Sijn groote dochters prijs,Ga naar voetnoot1429)
1430[regelnummer]
En haer ten hemel varen,
En bidt, met grote schaeren,
Geknielt haer Godtheit an,
Voor nieu-gebouwd' altaren
Van haer en haren man.
1435[regelnummer]
Nu! Ariadne wert
Gevoert ter hoochster stede,
Alsse de meeste smert,
Die'r was te lijden, lede;
Dus Princen leeft in vrede,
1440[regelnummer]
Vertrouwend' anders niet,
Dan, dat wat Godt oyt dede,
Om beter is geschiet.
eind. |
|