Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendAen den spaniaerdt op 't verovren van Grol.Sonnet.Madrilsche Geryon, die met getal van handenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Nae Zuyd, en Noord, en Oost, en West alleen niet tast,
Maer zelf de zon vervolgt, daer zy int diepe plast,Ga naar voetnoot3)
En uwe klaeuwen slaet in andren dagh sijn landen;
5[regelnummer]
Die teffens Turck, François, Italiaen, met banden,
Het mijn en 't Engelsch volk dorst dreygen met de bast;Ga naar voetnoot6)
Hoe, nu uw' legers all' gewendt sijn t' onsen last,Ga naar voetnoot7)
Spijt u 't gegrepen Grol te slaecken uyt de tanden!
Ghy ruckt en Indisch goudt, en Spaensche klingen t' saem,Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
En Roomsche schalckheyt, om te raecken aen den naem
Van móórdal, stoockebrand, stichtdwinglandy, en schenrijk,Ga naar voetnoot11)
Maer als uw gelt, gewelt, en list sijn in hun krits,Ga naar voetnoot12)
Soo suft uw breyn, verroockt uw schat, en swicht uw spits
Voor rasheyt, raedt, en rap gemoedt van Fredrick Henrijck.Ga naar voetnoot14)
|
|