Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendDeuntje.'T minnegodtje wondziek geesjeGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Klaeghde Venus, dat zijn peesje
In mijn traenen was geweekt,
Zoo dat hij, in lange wijlen,
5[regelnummer]
In mijn hart, niet van zijn pijlen
Een kon schieten, datse steekt.
| |
[pagina 238]
| |
Wiltghij, seidze, zijn geraeden?
Zie maer dat ghe twee drje draeden
Gloorroos ujt haer hajr kabast.Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Nemmer zult ghij, hartevooghje,Ga naar voetnoot10)
Peesje spannen op uw booghje,
Dat bet bij uw pijlen past.
'T boefje quam terwijlz' haer kemde.Ga naar voetnoot13)
Steelen dorst het niet, maer lemde,Ga naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Met een bedelende stem,
Tot dat zij 'r hem drie liet raepen.
Klaer had hij, daer mee, zijn waepen;
Ik een schootje: 't schighje klem.
29 Sept. 1625.
|
|