Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 220]
| |
Op de ledighe wren van den heere Constantin Huighens.Oorenstrikken, zieljachts gaeren,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Hartenetten, zoete snaeren,
Banden die mijn zinneroer
Vaster boeyt, dan eenigh snoer
5[regelnummer]
Van bekooringh, de gemoeden
Die zich voor geen' wellust hoeden;
Kronkelkoorden rank en slujk,Ga naar voetnoot7)
Die, van levendigen bujk,Ga naar voetnoot8)
Uw' geslacht en afkomst rekent,
10[regelnummer]
Ende maekt den dooden sprekendt;Ga naar voetnoot10)
Lange lijven wervelvastGa naar voetnoot11)
Staend' aen hals en bujk gepast,
Yder nae zijn' eisch gewrongen;Ga naar voetnoot13)
Tongen, buitenmondsche tongenGa naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Van de gallem-rijke Lujt;
Waeghens die de klanken krujdtGa naar voetnoot16)
Van de hongerige keelen,Ga naar voetnoot17)
En met haer als uw' gespeelen,Ga naar voetnoot18)
Trouwlijk op en neder gaet,
20[regelnummer]
In een' maetschappij van maet;Ga naar voetnoot20)
Neuryzieke stemmeslingers;
Tolken van geleerde vingers;
Ach wat is 't u wel gelukt
Dat u Hujgens dujme drukt!
25[regelnummer]
Hemel-hoogh wel moogt ghy vrylijk
Stoffen op zoo hoogh een hijlijkGa naar voetnoot26)
Als ghy door zijn handt-geprangh,Ga naar voetnoot27)
Doet aen zijn doorluchten zangh.
Zangh, die, met haer staetig swieren,
30[regelnummer]
Slaet de maet van goê manieren;Ga naar voetnoot30)
Die door wrevel' ooren wringht,
En met deftigh smeeken dwinght.
Zangh die met de geur der reden,
Wufte zinnen kan doorkneeden;
| |
[pagina 221]
| |
35[regelnummer]
Die de tongh tot lof bereidtGa naar voetnoot35)
Nevens 't hart ten Hemel leidt:
Die met neep van schrander schempenGa naar voetnoot37)
Weet de wullepsheit te stempen;Ga naar voetnoot38)
Dieze te geneesen weet,
40[regelnummer]
Met een baetelijke beet.Ga naar voetnoot40)
Die den wettelijken Hijmen
Heerlijk maekt met rijpe rijmen;Ga naar voetnoot42)
Wel ook waerschouwt voor het quaetGa naar voetnoot43)
Van den ingetoomden staet:Ga naar voetnoot44)
45[regelnummer]
Die in pracht van mommerijen,Ga naar voetnoot45)
En de vrolijkheit van 't vrijen,
Aen den dagh brengt geenen vondt
Als die zoet is en gezondt.
Zang die met een kluchtigh praeten
50[regelnummer]
Geeft in print verscheide staeten,Ga naar voetnoot50)
En een' yder weeten laet,
Wat 'er in het zijn, toestaet.Ga naar voetnoot52)
Zang die de gestemde StedenGa naar voetnoot53)
Door de slaverny gestredenGa naar voetnoot54)
55[regelnummer]
Loffelijken draeven doet,
Boven Spanjes overmoedt:
Die de Dorpen van het ouwdeGa naar voetnoot57)
Rijn en Delleflandt, bevrouwdeGa naar voetnoot58)
Met een' Maeghd, wiens eergeklank
60[regelnummer]
Hen zal hoên voor ondergank,
En all' eeuwen door doen dujren,
Beter als de Goôn de mujrenGa naar voetnoot62)
't Werrek hunner handen, deên,
Ruchtbaer door een licht' Heleen.Ga naar voetnoot64)
65[regelnummer]
d' Ouwde blinde die beschrevenGa naar voetnoot65)
Troyes doodt heeft tot haer leeven,Ga naar voetnoot66)
Deed wel zeven Steeden t' schrap
Staen om zijne burgerschap.
Wat wil ons dan oorloghs naeken?
70[regelnummer]
'k Hoor, jck hoor verscheide spraekenGa naar voetnoot70)
Heftigh en in arren moê,
Roepen, ons hoort Huygens toe.
Caesar wil zijn Tienders wendenGa naar voetnoot73)
Medicj zijn' brujne bendenGa naar voetnoot74)
| |
[pagina 222]
| |
75[regelnummer]
Veld in; en hem doen door 't slaen,
Roomer heeten oft Toscaen.
Maer der Vranken glans de GrooteGa naar voetnoot77)
Met zijn' draeken aen komt stoote'Ga naar voetnoot78)
Die van verre schreeuwen hard,
80[regelnummer]
Ist Bartas niet, 't is Ronsard.Ga naar voetnoot80)
Doch my dunkt hy niet onstelt zeer
Zeit, als oft hy op den Veltheer
Zijn' genant van Nassauw wees;Ga naar voetnoot83)
Gunt gh' hem my niet, geeft hem dees'.
85[regelnummer]
Dees is ook een van de ranken
Vande braeve stam der Vranken,Ga naar voetnoot86)
Zulx hem meede raekt de roem
Vande goude Lelybloem.
Maer Prins Henrik, om het leeven,Ga naar voetnoot89)
90[regelnummer]
Wil niet neemen als gegeven,
't Geen hem, door geboorte, komt.Ga naar voetnoot91)
Oft zijn tong de zanger kromtGa naar voetnoot92)
Schoon in drie besondre bochten,
Hy en is ons niet ontvochten,
95[regelnummer]
Roept hy, 'k waegh 'er aen een slagh,
Zoo goedt recht niet helpen magh.
Wijstmen, waermen onder Waelen,Ga naar voetnoot97)
Ouwd oft nieuwe Roomsche taelen,
Emmer mondt van mensche von'
100[regelnummer]
Die zoo wel zijn Hollandsch kon?
Dus geraekt Europ' in roeren.
Yder hoopt het wt te voeren.Ga naar voetnoot102)
Maer de bittre Castiljaen
Ziet het met een dwersoogh aen:
105[regelnummer]
En, gelijk tot alle tijen,
Vreede valt hem 't swaerste strijen.Ga naar voetnoot106)
Maer hier is 't hem grooter spijtGa naar voetnoot107)
Vat te missen aen den strijdt,
Overmits hy niet voor zijnenGa naar voetnoot109)
110[regelnummer]
Landsman Huygens ziet te mijnen,Ga naar voetnoot110)
Die dat holle swetsen straf
Leerde wel den blaeskaek af,
Maer de betgesleepe spraekenGa naar voetnoot113)
Niet en wilde roestigh maeken
115[regelnummer]
Door dat rompeligh gemor:Ga naar voetnoot115)
En haer' gladde keelen, schor.
| |
[pagina 223]
| |
Maer daer zie ick als SabijnenGa naar voetnoot117)
Met het open hayr verschijnenGa naar voetnoot118)
Maeghden die door zang-gevley
120[regelnummer]
Steuren al dat veltgeschrey:
Om te stillen dese bujen
Laeten zy zich dit verlujen.Ga naar voetnoot122)
Eedle volken die vermaert
Zijt voor 't puik van 't puik der aerd
125[regelnummer]
d'Eere die u doet krakkeelen
Is wel met gemoê te deelen.Ga naar voetnoot126)
Roomer en Toscaen en Vrank
Moet genoegh zijn dat de klank
Van de Constantijnsche nootenGa naar voetnoot129)
130[regelnummer]
Hem te weenigh docht te vlooten,Ga naar voetnoot130)
Zoo zy niet geraekte meê
In hun' volle taelen t' Zee.
Zijn' geboorte, dat 's een ander.Ga naar voetnoot133)
Niemandt als de Nederlander
135[regelnummer]
Heeft daer yetwes eigens aen.
Hollandt heeft hem hooren slaen,
Hollandt hooren geven knipjes,
Met de teere vingertipjes,
Op 't getakel van de Luyt.Ga naar voetnoot139)
140[regelnummer]
Effen was zijn suigen wt.Ga naar voetnoot140)
Hollandt zal u wel verhaelen
Hoe gepaerde Nachtegaelen
Voor een' slaepdrank schonken hem
Haere schelle waeterstem;Ga naar voetnoot144)
145[regelnummer]
En, met op en af te vliege,
Deeden hobblen in de wiege
't Kleene wichjen; dat, al eer 't
Haere lijmen had geleert,Ga naar voetnoot148)
Scheen, aen zijn gesnikte kreuntjes,Ga naar voetnoot149)
150[regelnummer]
Bezigh met gedicht van deuntjes.
Lijdt dan dat daer roem af draegh
Het gewest van 's Graeven-Haegh.
'k Sie dat yder vat de lessen
Van de Rey der zanggodessen
155[regelnummer]
En soo ras zy vreê geboo',Ga naar voetnoot155)
All' de gramschap, van de zoo.Ga naar voetnoot156)
Maer zoo groot een' twist met dichten
d' Oogheloose zanger stichtenGa naar voetnoot158)
In zijn' eeuw kon: en nu weêrGa naar voetnoot159)
160[regelnummer]
Grooter Huygens als Homeer.
|
|