Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendAen den heere Constantin Huighens. ridder etc. op zijne ledighe wren.Sonnet.Pooght ghij, met vliet van rouw, Gods toornevliet te stóppen,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Voor koninginnen oor, een perl is elke traen.
Al wat uw' zanglust weeft, in 't juighen, zie jck aen
Voor purper, tot verbandt van koninklijke kóppen.Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Zoo stroojt de droeve dauw bekoorelijke dróppen,
En breekt, met sprenklen blank, het bloosen van de blaên,
Als d' ongerepte roos 't ontmommen dar bestaen,Ga naar voetnoot7)
En dat de nuchtre zon wtkipt de koele knóppen.Ga naar voetnoot8)
Al wat uw' pen ontmoet, zij zinkt 'er grondigh in,
10[regelnummer]
Doorwroet de donkre mijn, en spit, met spitsen zin,
Het diepe wonder wt, dat t' schuil liep inde zaeken.
Dit 's meer. Die meenighmael dat wonder wel doorgrondt,
Vindt daer niet wonders in dan uwe wondre vondt.
Des moet hij van uw' geest der wondren wonder maeken.
April 1625.
|
|