Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend[De IIIe psalm.]Ga naar voetnoot+Hoe groot is Heer t getal
Van die hen om ten valGa naar voetnoot2)
Te brengen mij verkloecken?
En trachten mijn gemoedt
5[regelnummer]
Door list te maecken vroedt,Ga naar voetnoot5)
Dat God ver is te soecken.
Maer ghij zijt heer mijn schildt
Ter eeren ghij mij tilt
En 't hooft recht op doet draeghen.
10[regelnummer]
Mijn stem jck heffen op
Wil, dat hij van den top
Van Sela' aenhoor mijn claeghen.Ga naar voetnoot12)
Ick heb geslaepen vast
Nochtans geen overlast
15[regelnummer]
En heeft mij kunnen raecken.
De zorghe van mijn Godt
Voor mij gewaeckt heeft, tot
Den tijdt van mijn ontwaecken.
Oft hondert dujsent man
20[regelnummer]
Mij oock besetten dan,
Ick soud' 'es mij niet kreunen.
Maer met een onbelaênGa naar voetnoot22)
Gemoedt, God roepen aen,
En op sijn bijstandt steunen.
25[regelnummer]
Op Heer; voor mij te veldt;
Verplet met uw geweldt
De krujnen der vijanden.
Val aen, Heer. Heer val aen
En wilt aen stucken slaen,
30[regelnummer]
Hun scharpe wollefstanden.
| |
[pagina 184]
| |
Waer men sich onderwindtGa naar voetnoot31)
Te soecken hulp, men vindt
Daer geenen, die te deeghen
Kan strecken, als bij hem
35[regelnummer]
Die door een enckle stem
Het volck vervult met zeghen.
|
|