Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendAvontsang.Wijse: Questa dolce Sirena: etc.O Phebus fiere pronckerGa naar voetnoot+
Geen rust jck u misjon.Ga naar voetnoot2)
Vaert vrij met uw gefloncker
In zee der vloeden bron.
5[regelnummer]
Den avont met sijn doncker
Is voorboô van mijn zon.
| |
[pagina 176]
| |
Niet dat gh' in mijn sin, wijcken
Moet voor uw suster klaer,
En 't hajr, dat 's hemels rijckenGa naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Betrecken komt met haer.
'K wil bij u niet gelijckenGa naar voetnoot11)
Haer lichten al te gaêr.
Maer in de duisterheden
Die komen sweeven aen,
15[regelnummer]
En met een mist bekleeden
Uw afgelejde paên,
Sal jck te mijner beeden
Twee starren op sien gaen.
Twee starren die met blaecken
20[regelnummer]
Verdrijven nachten swart:
Die teelen, en ontwaecken
Doen, vier dat starren tart,
In mijn gemoedt, en maecken
Een hemel van mijn hart.
25[regelnummer]
Die sal jck op het spaede,Ga naar voetnoot25)
Meer dan een morgenstondt
In blinckenden gewaede,
Sien glinstren als versont:Ga naar voetnoot28)
En proeven de genaedeGa naar voetnoot29)
30[regelnummer]
Die min sijn dienaers jont.
Mithra.
1621.
|
|