Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekend
[pagina 173]
| |
Sonnet.Aen joffre Anne Roemer Visschers mij een loose perrujck gemaeckt hebbende.D' aelouwde dichters kloeck in wijsheit nae te spoorenGa naar voetnoot+
Beschrijven Pallas dat zij alle dingen siet,
Met een doordringend oogh. Waerom oock soudse niet?
S' is wt haer vaeders brein, en met een helm gebooren.Ga naar voetnoot4)
5[regelnummer]
Ghij Jonckvrouw, die met geest de geestighst' kunt becooren,
'K had hooren singen wel, dat uw geboort geschiedt
Was wt een beckeneel daer ghij door heenen stiet,
En met het brein, als zij gewaepent quaemt te vooren.Ga naar voetnoot8)
Maer 'k waende 't ketterij, tot dat mijn hooft beróójtGa naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Van aengebooren prujck wierd door uw konst voltóójt,
En 't swacke brein behoedt met koocker wtgelesen.
Doen dacht jck in mijn hart, die de Natujre wraeckt,Ga naar voetnoot12)
En beter, dan zij doen kan, harssenhelmen maekt,
Met eighen hooft bewaert moet zij wel dubbelt wesen.Ga naar voetnoot14)
|
|