Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Wijse: Je voudrois bien o Chloris: etc.Wrange' Amaril, sal min niet murwe meuckenGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
Uw hartjen raeuw, eer 't ouderdoom beklimt,
En van de borst maeckt een gordijn vol kreucken,
Die 't elpenbeen nu tart, hoe zeer het glimt?
5[regelnummer]
Hoe lang sal noch de blinde schutter borghenGa naar voetnoot5)
Uw wilde wil, die schopt de minnezorghen?
Uw wilde wil, die noyt en proefde 't quijnen,Ga naar voetnoot7)
En willigh wee, dat innerlijcken snijt,
Nocht hoe dat die becommeringen bijnen,Ga naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Die knaeghen aen afwesens taeyen tijdt:Ga naar voetnoot10)
Noch 't vinnigh vujr der lieffelijcke loncken,
Die kroppen 't hart met overvloedt van voncken.Ga naar voetnoot12)
Wanneer sal u, eens lievlust bevangen
En geven aen die zinnen strack een boght?Ga naar voetnoot14)
15[regelnummer]
Ach die u eens sagh slijten van verlangenGa naar voetnoot15)
Nae leckernij van kiesse kusjens vocht!Ga naar voetnoot16)
En bieden self uw lippen nu gebeeden!
Wat soeter wraeck van al uw koeligheden!Ga naar voetnoot18)
|
|