Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSang.Wijse: Aux plaisirs aux delices bergeres, etc.Amaril, had jck hajr wt uw tujtjen,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot1)
'K wed jck vleughelde' het goodtjen, het gujtjen,Ga naar voetnoot2)
Dat met sijn brandt, met sijn boogh, met sijn flitsen,Ga naar voetnoot3)
Landt tegen landt over einde kan hitsen,
5[regelnummer]
En beroofde den listighen stoocker,
Van sijn toorts, sijn geschut en sijn koocker.Ga naar voetnoot6)
| |
[pagina 172]
| |
Oft en had jck maer een van die voncken,
Die daer laest in uw kijckertjes bloncken:
'K plantese boven de minne sijn kaecken,
10[regelnummer]
Om desen blinden eens siende te maecken:
Dat als immer hij oorlooghen wilde,Ga naar voetnoot11)
Hij sijn pijlen met kennisse spilde.Ga naar voetnoot12)
Maer ghij wedt, had jck een van die wensjes,
Dat jck alle mijn lusjes allensjes,
15[regelnummer]
Daer ghij mij nu om verleghen laet blijven,
Mackelijck, weeten souw, deure te drijven:
En en wilt mij geen waepenen gunnen,
Die u selve veroveren kunnen.
|
|