Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendSonnet.Aen heere Constantijn Huighens.Men voede' Achilles op, met mergh wt LeeuweschonckenGa naar voetnoot+
Dies siedende' oorloghsucht reed door sijn leeden rap.
Van rusten wierdt hij mat: van woelen frisch: en schrap
Stondt hij veel liever, dan hij stack in lust versoncken.
5[regelnummer]
Maer Huighens inborst, die voor sogh heeft opgedroncken
Der eedle konsten, klaer en sinnesujvrend sap,
Vlamt op het eerlijck' fraey. Waer nae sijn vrijerschapGa naar voetnoot7)
Wt allen ijver rent, geprickt van heilghe voncken.
Dies luistren nu sijn lujt, sijn stem, sijn streelend dicht,
10[regelnummer]
Nae wetten van die geest op alles afgericht.
Nae dese schickt zich 't pujck zijnre' wtgeleesen zeeden.
Doch dit 's maer voorspel. T'hans de welvaert van sijn landt
En vrijgevochten volck, aenstellen wil haer trant,Ga naar voetnoot13)
Op maetslagh eener siel soo vol van rijm en reden.Ga naar voetnoot14)
Jan. 1621.
Omnibus Idem.
|
|