Gedichten. Deel 1
(1899)–P.C. Hooft– Auteursrecht onbekendAen een nieuwgeboren jongen.O jongen, versse vrucht, die wt het slaeprigh levenGa naar voetnoot+
In moeders schoot geleeft, door spooren van den tijdt,
Die niet in stilte laet, tot ouders vreughde zijt,Ga naar voetnoot3)
In der zinnen gewoel, en 't waeckend licht gedreven.
5[regelnummer]
Nu heeft u de geboort aen 't Luck overgegeven,
Dat school van wissel houdt; de droevighe verblijdt,
De blijde droevigh maeckt; verheft, en nedersmijt;
| |
[pagina 169]
| |
En tussen hoop en vrees, doet alle sielen sweven.
Op onversufte moed, de zegherijcke GodtGa naar voetnoot9)
10[regelnummer]
Geef u te schutten af, de pijlen daer het Lot,
In sijn verbolghenheidt u meede sal beschieten:
Oock haere gaeven, als 't u mildelijck bedenckt,
En rijckdoom, wellust, eer, wt volle vaeten schenckt,
Met danckbaere genoeght, voorsichtigh te genieten.
|
|